Het Belastingplan 2017 bevat een maatregel die nog relatief weinig pennen in beweging heeft gebracht: het uitvoeren van de motie van de Tweede Kamerleden Bashir/Groot om belastingontwijking via de sluiproute van een Vrijgestelde Beleggingsinstelling (VBI) tegen te gaan. Het effect van dit voorstel is negatief, hetgeen ik in deze bijdrage zal toelichten.
In de nota naar aanleiding van het verslag wordt dieper op deze materie ingegaan. Zo blijkt dat er in de afgelopen vijf jaren gemiddeld 165 VBI's het licht te hebben gezien en dat er dit jaar reeds 205 zijn ingesteld, deze laatste groep met een gemiddeld vermogen van circa € 7 miljoen. Ongeveer 97% hiervan betreffen omgezette of afgesplitste vermogens uit bestaande BV's, zo valt te lezen. Interessante informatie die een licht kan werpen op de effecten van invoering van de maatregelen om het ontstaan van VBI's vanuit bestaande BV's tegen te gaan.
Als een aandeelhouder vermogen in een BV heeft zitten kan hij ervoor kiezen om dividend uit te keren om het netto bedrag aan te wenden voor privébestedingen. In de praktijk blijkt dat dit veelal niet of slechts sporadisch gebeurt. Vaker wordt ervoor gekozen om de voor privé benodigde gelden via een rekening courant opname schuldig te blijven aan de BV. Belastingheffing in privé over het dividend wordt dan vele jaren vooruitgeschoven. De Belastingdienst kijkt soms terecht kritisch naar deze rekening-courantschulden maar vaker helemaal niet vanwege capaciteitsproblemen. In de gevallen dat wel aandacht bestaat voor de materie wordt pas veelal na moeizame onderhandelingen tot afspraken gekomen om belasting te kunnen innen. In de vele andere gevallen zelfs helemaal niet.
Een aandeelhouder van een VBI dient minimaal 4% dividend uit te keren, vanaf volgend jaar zelfs 5,4%. Hierover wordt privé derhalve direct inkomstenbelasting betaald. Rekening-courantvraagstukken behoren daardoor tot het verleden dus de toch al afnemende capaciteit kan door de Belastingdienst op andere plaatsen worden ingezet.
De motie van Bashir/Groot werkt averechts en het is verbazingwekkend om te zien dat dit wordt genegeerd door de politieke partijen. Een nadere toelichting is op zijn plaats.
Stel nu eens dat er de komende jaren, zoals de memorie van antwoord suggereert, zonder ingrijpen een stijgend aantal VBI's zal ontstaan, bijvoorbeeld 300 per jaar met wederom € 7 miljoen vermogen. Afgerond € 2 miljard aan vermogen wordt dan afgesplitst vanuit bestaande BV's.
Blijft het vermogen in die BV's, zoals nu wordt afgedwongen dankzij het wetsvoorstel, dan rendeert dit bij een neutraal beleggingsprofiel maximaal 2,5%. Aangezien het veelal gaat om ondernemers die doorgaans zelfs nog wat voorzichtiger zijn zal het rendement vermoedelijk nog lager zijn. Bij een rendement van 2,5% wordt effectief € 50 miljoen in de heffing van vennootschapsbelasting getrokken. Dit levert maximaal € 12,5 miljoen aan vennootschapsbelasting op. Vermoedelijk veel minder aangezien in de eerste tariefschijf slechts 20% vennootschapsbelasting wordt geheven, die schijf in de toekomst wordt verlengd én via goed koopmansgebruik winstneming deels kan worden uitgesteld.
Wordt het vermogen evenwel ondergebracht in een VBI dan dient de aandeelhouder zich een dividend uit te keren van 5,4%, of te wel gezamenlijk € 108 miljoen. Hierover wordt 25% inkomstenbelasting geheven, € 27 miljoen.
Komen er jaarlijks steeds 300 VBI's bij dan bedraagt na 4 jaar de jaarlijkse extra structurele inkomstenbelastingopbrengst ruim € 108 miljoen met daar tegenover een derving van vennootschapsbelasting van hooguit € 50 miljoen. Een verschil van structureel circa € 60 miljoen per jaar ten gunste van het VBI-regime!
Het valt te hopen dat onze parlementariërs dit op tijd doorgronden zodat dit wetsvoorstel wordt geschrapt. Dit is in het belang van alle belastingbetalers.
Lees ook het thema Beleggingsinstellingen.
39