In het beleidsbesluit 'Inkomstenbelasting. Besluit rechtsherstel box 3' heeft staatssecretaris Van Rij het beleid van het kabinet verwoord over het rechtsherstel in box 3. Hij noemt vier stappen, maar vergeet een vijfde.

Het stappenplan voor het rechtsherstel luidt volgens het besluit van 28 juni 2022 (Stcrt. 2022, nr. 17063) als volgt:

  1. splits de bezittingen en schulden in drie vermogenscategorieën: banktegoeden, beleggingen (alle andere bezittingen zoals beleggingsvastgoed en effecten) en schulden;
  2. bereken het rendement in deze drie vermogenscategorieën aan de hand van een forfaitair rendement per categorie;
  3. bereken het rendementspercentage door het rendement uit stap 2 te delen door de rendementsgrondslag; en
  4. bereken het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen door het rendementspercentage uit stap 3 te vermenigvuldigen met de heffingsgrondslag (rendementsgrondslag na aftrek van heffingvrij vermogen).

Als het rechtsherstel leidt tot een lager inkomen uit sparen en beleggen dan volgens het wettelijke systeem, wordt dat lagere inkomen belast. Anders blijft het inkomen uit sparen en beleggen staan op het inkomen volgens het wettelijke systeem.

Maar in art. 2.17, vierde lid, Wet IB 2001 zit nog een vijfde stap verscholen. Die bepaling luidt voor zover relevant als volgt:

"De voor (…) de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen (…) tot stand gekomen onderlinge verhouding kan door de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk worden gewijzigd tot het moment waarop de aanslag (…) van de belastingplichtige en zijn partner, onherroepelijk vaststaan. (…)."

Dat wordt impliciet ook gesteld in voornoemd besluit, zie de passage:

"In afwijking in zoverre van artikel 2.17, derde lid, Wet IB 2001, wordt voor de verdeling van de extra uitgaven voor specifieke zorgkosten of extra aftrekbare giften, die voortvloeien uit een herrekening van het drempelinkomen door het na toepassing van het rechtsherstel gewijzigde voordeel uit sparen en beleggen, aangesloten bij de door de fiscale partners in de aangifte gekozen verdeling van de uitgaven voor specifieke zorgkosten of de aftrekbare giften. Indien belastingplichtigen op andere wijze het extra bedrag aan uitgaven voor specifieke zorgkosten of het extra bedrag aan aftrekbare giften willen verdelen, kunnen zij hiervoor een verzoek om ambtshalve vermindering indienen bij de inspecteur waarin zij hun gezamenlijke keuze kenbaar maken."

Deze vijfde stap had wat mij betreft wat explicieter in bovenstaand rijtje opgenomen mogen worden:

5. als u een fiscaal partner hebt, vragen u en uw partner zodra u de aanslag of beschikking met het rechtsherstel hebt ontvangen een andere verdeling van de heffingsgrondslag aan. Dan krijgt u nog meer belastinggeld terug.

Progressie in het wettelijke systeem

Het wettelijke box 3-systeem dat door de Hoge Raad op 24 december 2021 in het kerstarrest is getorpedeerd, kent een progressieve belastingheffing. Hoe hoger de rendementsgrondslag, des te hoger procentueel de box 3-heffing. Daardoor kozen veel fiscaal partners ervoor om de heffingsgrondslag 50/50 te verdelen. Beiden maakten zo gebruik van de laagste box 3-schijven.

Die progressie is in het rechtsherstel eruit gesloopt: je wordt geacht een bepaald percentage rendement te realiseren over je banktegoeden en beleggingen. En een bepaald percentage rente te betalen over je schulden. Ongeacht hoe groot die vermogenscategorieën zijn.

Dan komt het bijzondere: bij fiscaal partners mag je per belastingplichtige kiezen uit het gunstigste vermogensrendement. Zo mag gegeven een bepaalde verdeling van de heffingsgrondslag de ene partner kiezen voor het wettelijk systeem en de andere voor het rechtsherstel. Daar kun je voordeel mee halen. Of dit helemaal de bedoeling is, kun je over twisten. Dát je er gebruik van mag maken, blijkt uit rekenvoorbeeld 3 uit het besluit. Ik kom hier later op terug.

Extra workload voor Belastingdienst

Dat betekent in de praktijk dat belastingplichtigen met én spaargeld én een heffingsgrondslag die hoger is dan de 1e box 3-schijf (2021: € 50.000) een bedrag van € 50.000 moeten toerekenen aan de ene partner en het restant aan de andere partner. En als de heffingsgrondslag hoger is dan de 2e box 3-schijf (2021: € 950.000) een bedrag van € 950.000 aan de ene partner en weer het restant aan de ander.

Kortom, iedereen met spaargeld én een heffingsgrondslag van € 200.000 of meer zal na ontvangst van het rechtsherstel door de Belastingdienst verzoeken om een herziening van de verdeling van de heffingsgrondslag. Of de fiscus daar nu op zit te wachten…

Voorbeeld
De echtgenoten Nadia Impuesto en Nanda Pagador woonden tot medio 2020 in Valencia. Zij exploiteren samen een bedrijfje dat Nederlandse kazen exploiteert naar Spanje. Dat heeft ze in het verleden geen windeieren gelegd. Ze hebben er een fors privévermogen mee opgebouwd: € 500.000 op een spaarrekening en € 5.000.000 aan beleggingsfondsen.

Maar om de kazen beter te kunnen inkopen, verhuisden ze op 12 juli 2020 naar Nederland. Ze wonen nu in een luxe appartement aan de pittoreske Markt in Gouda.

In hun belastingaangifte over 2021 gaven ze keurig hun rendementsgrondslag van € 5.500.000 in box 3 aan en verdeelden dat 50/50 om zo weinig mogelijk last te hebben van de progressie in de box 3-tarieven. Elk van hen had een heffingsgrondslag (na aftrek van samen € 100.000 heffingvrij vermogen) van € 2.700.000.

Dat leidde bij ieder van hen tot het volgende box 3-inkomen:

Schijf Bedrag Tarief Heffing
1 50.000 1,898%     949
2 900.000 4,501%  40.509 
3 1.750.000  5,690% 99.575
Totaal  2.700.000   141.033 


Dat betekent 31% over € 141.033 = € 43.720 per persoon box 3-heffing, samen € 87.440. Vanwege de spaarrekening willen ze aanspraak maken op rechtsherstel. De heffing volgens voornoemd besluit van 28 juni 2022 wordt:

Categorie Bedrag Tarief Heffing
Banksaldi 500.000 0,01% 50
Beleggingen  5.000.000 5,69%  284.500
Schulden 0 2,46% -/- 0
Totaal 5.500.000    284.550 

 

Ofwel, het nieuwe rendementspercentage wordt € 284.550 / € 5.500.000 = 5,1736%. Het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen wordt 5,1736% x € 5.400.000 = € 279.374. De effectieve box 3-heffing 31% over € 279.374 = € 86.605.

Dus een teruggave van € 87.440 - € 86.605 = € 835. Echter, Van Rij snijdt de kaas dik. Je kunt nóg een voordeel behalen. Want zoals hierboven staat beschreven, mag je zo helemaal niet rekenen. Het zou zo weliswaar simpel geweest zijn, maar je dient per belastingplichtige te bezien wat het gunstigst is: het wettelijk systeem of het systeem volgens het rechtsherstel. Dat maakt het hele rechtsherstel een stuk ingewikkelder dan we dachten en hoopten.

Het is belangrijk om eens goed naar de verdeling te kijken. Het advies luidt vervolgens om € 900.000 van de heffingsgrondslag toe te delen aan Nadia en de rest aan Nanda.

Bij die verdeling wordt het wettelijke inkomen:

 

Nadia Impuesto

Nanda Pagador

Schijf

Bedrag

Tarief

Heffing

Bedrag

Tarief

Heffing

1

50.000

1,898%

949

50.000

1,898%

949

2

900.000

4,501%

40.509

900.000

4,501%

40.509

3

0

5,690%

0

3.500.000

5,690%

199.150

Totaal

950.000

 

41.458

4.450.000

 

240.608

 

Het rechtsherstel leidt tot deze box 3-inkomens:

  • Nadia Impuesto: 5,1736% x € 5.400.000 x 950/5.400e, ofwel € 49.149;
  • Nanda Pagador: 5,1736% x € 5.400.000 x 4.450/5.400e, ofwel € 230.225.

Wat zie je dan? Nadia kiest voor het wettelijk stelsel (heeft dan een inkomen van € 41.458, lager dan € 49.149 volgens het rechtsherstel) en Nanda voor het rechtsherstel (heeft dan een inkomen van € 230.225, lager dan € 240.608 volgens het wettelijk stelsel).

Volgens het oorspronkelijke rechtsherstel, uitgaande van een verdeling van 2.700/2.700 zouden ze samen € 835 terugkrijgen. Maar door de verdeling te wijzigen in 950/4.450 wordt de teruggaaf ineens € 3.218. Scheelt toch mooi € 2.384. 'Gracias' zeggen Nadia en Nanda beleefd in koor, dat is kaas voor hen. 'De nada' antwoordt de Nederlandse schatkist.

Nogmaals: is dit de bedoeling? Daar kun je dus over twisten. Naar mijn mening laat de Belastingdienst zich de kaas van het brood eten. Het rendement over de aandelenportefeuille van Nadia en Nanda was in 2021 bepaald niet slecht, zo’n 19,1% over € 5.000.000 = € 955.000. Maar in rekenvoorbeeld 3 na de nieuwe toerekening van de heffingsgrondslag (blz. 9 van voornoemd besluit) krijgt partner A een inkomen toegerekend volgens het wettelijk systeem en partner B klip en klaar een inkomen volgens het rechtsherstel. Nadia en Nanda beheersen de Nederlandse taal niet perfect, maar zelfs voor hen is hier geen woord Spaans bij.

Conclusie

Eigenlijk zouden alle partners met spaargeld en beleggingen én een heffingsgrondslag van € 200.000 of meer na het rechtsherstel in bepaalde situaties om een nieuwe verdeling van de heffingsgrondslag moeten verzoeken.

Volgens mij iets waar niemand op zit te wachten: particulieren beseffen dit niet eens en laten daardoor dit mazzeltje liggen, hun adviseurs hebben geen zin in dit geneuzel en de Belastingdienst krijgt er alleen maar nóg meer werk door. Ofwel, een cadeautje dat eigenlijk niemand wil. Het rechtsherstel is al ingewikkeld genoeg en de Belastingdienst komt nu al handjes tekort. Moeten we dus gewoon niet uitpakken: 'No, gracias'.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Box 3

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

435

Gerelateerde artikelen