De vraag of schenking door een rechtspersoon al dan niet belast is zal in eerste instantie door menig fiscalist bevestigend worden beantwoord. In de Successiewet 1956 is namelijk opgenomen dat schenkbelasting wordt geheven over de waarde van al hetgeen krachtens schenking wordt verkregen van "iemand" die ten tijde van de schenking in Nederland woonde. Bij een schenking door een rechtspersoon wordt de plaats waar de rechtspersoon is gevestigd, als woonplaats aangemerkt. Aldus, zou de schenking door een rechtspersoon belast moeten zijn. Naar mijn mening is het echter de vraag of onder "iemand" tevens een rechtspersoon dient te worden verstaan.

Natuurlijke en rechtspersonen

Ter beantwoording van deze vraag kan aansluiting worden gezocht bij het arrest van 28 november 2014, nr.14/00209 van het Gerechtshof Arnhem. In geschil was of een bv aansprakelijk kon worden gesteld voor onbetaald gebleven vennootschapsbelasting. Op grond van artikel 40 Invorderingswet is
 
"degene, die al dan niet tezamen met zijn partner en zijn bloedverwanten in rechte lijn, direct of indirect voor ten minste een derde gedeelte van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is in een vennootschap (...) aansprakelijk voor een gedeelte van de vennootschapsbelasting die de desbetreffende vennootschap is verschuldigd."
 
In deze zaak stelde de Ontvanger zich op het standpunt dat de tussenzin, na het woord "degene", diende te worden weggelaten. De Ontvanger trachtte hiermee de aansprakelijkheidsstelling naar een rechtspersoon uit te breiden. Het Hof Arnhem maakt korte metten met de interpretatie van de Ontvanger en oordeelt:
 
"Anders dan de Ontvanger verdedigt kan in de tekst van de IW noch in de wetsgeschiedenis steun worden gevonden voor de opvatting dat die tussenzin, in  geval van een niet-natuurlijk persoon, eenvoudig weggelaten kan worden."
 
Vervolgens oordeelt het Hof dat:
 
"Naar haar bewoordingen richt artikel 40, eerste lid, IW zich op "Degene die, al dan niet tezamen met zijn partner en zijn bloedverwanten in de rechte lijn, direct of indirect voor ten minste één derde gedeelte van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is in een vennootschap (…)."
 
In deze tekst kan "degene" in samenhang met de daarop volgende tussenzin met name de aanduiding "en zijn bloedverwanten", niet anders worden geduid dan als een natuurlijk persoon."
 
Kort gezegd oordeelt het Hof Arnhem dat de wet dient te worden toegepast zoals die is geformuleerd dat wil zeggen zonder toevoegingen en zonder omissies.

"Iemand" moet schenkbelasting betalen

Een soortgelijke problematiek doet zich voor met betrekking tot de vraag of een schenking door een in Nederland gevestigde rechtspersoon belast is. Artikel 1 van de Successiewet 1956 omschrijft het belastbaar feit als volgt: 
 
"Krachtens deze wet worden de volgende belastingen geheven:
 
Erfbelasting over de waarde van al wat krachtens erfrecht wordt verkregen door het overlijden van iemand die ten tijde van het overlijden in Nederland woonde; 
 
Schenkbelasting over de waarde van al wat krachtens schenking wordt verkregen van iemand die ten tijde van de schenking in Nederland woonde."
 
Zorgvuldige lezing van het belastbaar feit voor de schenkbelasting leert dat bij de heffing wordt aangeknoopt bij de schenker, zijnde een "iemand". De Successiewet 1956 en de Algemene wet inzake rijksbelastingen definiëren niet wat onder "iemand" moet worden verstaan. De Dikke Van Dale woordenboek definieert "iemand" als zijnde de een of andere persoon of een persoon van betekenis. Met het woord "iemand" wordt derhalve op een natuurlijk persoon gedoeld. Ook wordt in de bepaling het woord "woonde" gebruikt voor de aanduiding van de woonplaats; immers een natuurlijk persoon "woont" en een rechtspersoon is "gevestigd".

Parlementaire geschiedenis

Uit de parlementaire geschiedenis bij de Successiewet 1964 blijkt dat de rechtspersoon uitdrukkelijk is vermeld. In dit ontwerp werd het belastbaar feit voor de schenkbelasting als volgt geformuleerd:
 
"Onder de naam ,,recht van schenking'' wordt een belasting geheven ter zake van het verkrijgen krachtens schenking van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, die ten tijde van de schenking binnen het Rijk woonde of gevestigd was."1
 
Deze wet is als gevolg van de technische herziening van de Successiewet 1956 ingetrokken2. Waarom de wetgever al dan niet bewust ervoor heeft gekozen om de rechtspersoon als schenker op te nemen, kan niet uit de parlementaire stukken worden opgemaakt. Wel zijn er in de Successiewet 1956 vrijstellingen opgenomen voor de schenking van een rechtspersoon. 
 

Conclusie

Kennelijk is de wetgever mijns inziens ten onrechte er gemakshalve van uitgegaan dat onder "iemand", tevens een rechtspersoon dient te worden verstaan. Dit is opmerkelijk en wel om de volgende redenen. 
  • In de eerste plaats is "iemand", zoals eerder is opgemerkt, niet in de Successiewet 1956 en ook niet in de Algemene wet inzake rijksbelastingen gedefinieerd. In het spraakgebruik dient het woord "iemand" ter aanduiding van een natuurlijk persoon.
  • In de tweede plaats volgt naar analogie van het arrest van het Hof Arnhem dat het woord "iemand" in samenhang met het woord "woonde" als opgenomen in het belastbaar feit voor de schenkbelasting, niet anders kan worden geduid dan als een natuurlijk persoon.
  • In de derde plaats kan alleen bij overlijden van een natuurlijk persoon sprake zijn van een verkrijging krachtens erfrecht. Het belastbaar feit voor de erf- en schenkbelasting is woordelijk gelijkluidend, afgezien van de zinsnede waarin is gesteld krachtens welke titel wordt verkregen, namelijk krachtens erfrecht of krachtens schenking. De benadering waarin het standpunt wordt ingenomen dat onder "iemand" ook een rechtspersoon wordt verstaan, zou betekenen dat men van mening is dat een rechtspersoon, ook kan overlijden.  Een rechtspersoon overlijdt niet, maar wordt ontbonden3
  • In de vierde plaats dient op basis van het ex-warrant arrest, Hoge Raad 24 januari 1996, nr. 29954, een bepaling te worden toegepast zoals die welbewust is geformuleerd. Dit arrest had betrekking op de vraag of een obligatielening onder de werking van artikel 25a Wet IB 1964 viel. Volgens de wettekst viel de obligatielening niet onder de genoemde wetsbepaling. Daarentegen kon uit de parlementaire stukken worden opgemaakt dat de wetgever een dergelijke lening wel binnen het bereik van artikel 25a Wet IB 1964 had willen brengen. De Hoge Raad overwoog dat het niet mogelijk is om met een beroep op de bedoeling van de wetgever te bereiken dat de wettekst moet worden uitgelegd zoals deze welbewust niet is geformuleerd.
Zoals eerder opgemerkt, wordt met "iemand" op een natuurlijk persoon gedoeld. Wetten dienen te worden toegepast zoals deze zijn geformuleerd en niet zoals deze welbewust niet zijn geformuleerd. Tegen deze achtergrond zou derhalve naar de letter van de wet en naar analogie van het hiervoor besproken arrest kunnen worden bepleit dat de schenking door een in Nederland gevestigde rechtspersoon voor de Successiewet 1956 niet belast is.
 
--------------------
1Kamerstukken  II 1964/65, 7882, nr. 2 (Ontwerp van wet)
2Kamerstukken II 1984/85, 7882, nr.5, Brief van de Staatssecretaris van Financiën, Houdende intrekking van het ontwerp van wet
3Artikel 2:19 BW

Informatiesoort: Column

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

622

Gerelateerde artikelen