In Nederland zijn er ongeveer zo’n 1 miljoen spaarders. Dat zijn mensen die in box 3 wel sparen maar niet beleggen. De fiscus is de spaarder helaas al jaren bepaald niet welgezind. Sinds 2017 wordt hun vermogen ernstig uitgehold door een box 3-heffing die onterecht geen rekening houdt met inflatie. Maar zij hebben last van meerdere plagen.
De veel te hoge belastingheffing in box 3 over de jaren 2017-2020 is een inbreuk op het eigendomsrecht maar vooralsnog kan men fluiten naar rechtsherstel. En dan hebben de spaarders ook nog eens te maken met banken die renteverhogingen niet voldoende doorgeven. Wat volgens velen al jaren aan de pomp gebeurt, is nu ook de praktijk bij banken.
Als deze ontwikkelingen niet worden gekeerd, wordt iedere spaarder als vanzelf een kleine spaarder. De politieke ironie wil dat, als men eenmaal tot dat niveau is afgedaald, men wél als een sympathiek persoon wordt gezien die eigenlijk meer steun van de overheid mag verwachten. Maar u weet, er zijn altijd weer andere budgettaire noden die hoger op de prioriteitsladder prijken. Dus blijft het in de regel uitsluitend bij mooie woorden. En hoe fijn is het dan om steeds maar weer opnieuw te mogen vernemen dat de overheid heel goed kan begrijpen dat de spaarder zich in haar/zijn rechtsgevoel gekrenkt voelt?
Maar u weet: praatjes vullen geen gaatjes. Als daden van de overheid uitblijven, bent u toch weer geheel op uzelf aangewezen. Om de situatie niet verder te verergeren, geef ik u een tip: hoed u voor het belastingrentespook. Van sommige spoken wordt beweerd dat ze niet echt zijn, maar deze bestaat echt. En bedenk dat dit spook inmiddels meerdere ‘upgrades’ heeft gehad en daardoor inmiddels een uiterst krachtig spook is. Sinds 1 juli jl. hanteert het spook een rente van 6 procent. En als de ECB nog even doorgaat met het stapelen van renteverhogingen, is een nog hoger rentepercentage slechts een kwestie van tijd.
Hoe bedreigt dit spook de spaarder? Dat zit als volgt. In artikel 5.2, lid 2 Wet IB 2001 staat dat voor het jaar 2023 vooralsnog wordt uitgegaan van een forfaitaire spaarrente van 0,01 procent. Ja, u leest het goed: 0,01 procent. Those were the days …. Wie de berichten op de financiële markten enigszins heeft gevolgd in de afgelopen 12 maanden, heeft vermoedelijk wel meegekregen dat ‘de rente’ in vrij korte tijd een nogal scherpe stijging doormaakt. Ter gedachtebepaling: waar de 3-maandseuribor in juli 2022 nog onder nul zat, zijn we vandaag de dag al bij 3,93 procent aanbeland. In 14 maanden dus een stijging van zo’n 400 ‘basispunten’.
Bij het opleggen van de voorlopige aanslag IB 2023 in januari jl. had de Belastingdienst wijselijk al een hogere inschatting gehanteerd dan die 0,01 procent die in de wet staat. Men rekende toen al met een rente voor spaargeld van 0,36 procent. Met de kennis van nu over de renteontwikkeling in het lopende jaar, zal echter ook die 0,36 procent een veel te lage inschatting blijken te zijn. Na afloop van het jaar wordt alsnog het ‘juiste’ spaarrente-forfait berekend; zie artikel 10.6ter, lid 2 Wet IB 2001.
Op basis van de cijfers over de maanden januari tot en met juli, gecombineerd met de aanname dat gedurende de maanden augustus tot en met november het relevante rentepercentage ten minste gelijk blijft aan het cijfer inzake juli (1,03 procent), is nu al uit te rekenen dat het forfait uitkomt op 0,78 procent. Dat is ruim het dubbele van het percentage dat in januari jl. is gehanteerd bij de voorlopige aanslag. Het is ook 78x zo hoog als het percentage dat als voorlopige waarde in de Wet IB 2001 staat. En als we voorzichtigheidshalve inschatten dat de spaarrente de komende maanden nog iets verder stijgt naar bijvoorbeeld 1,25 procent, kan dat forfait voor het 2023 zomaar uitkomen op circa 0,85 procent. In simpel Nederlands: we weten vandaag dus al zo goed als zeker dat de voorlopige aanslagen over 2023 zijn gebaseerd op een veel te lage inschatting van het spaarrente-forfait. Er zal dus bijbetaald moeten gaan worden.
Een cijfervoorbeeld:
De alleenstaande spaarder X heeft op 1 januari 2023 een spaartegoed van € 1.057.000. Dat leverde in januari 2023 een voorlopige aanslag op, waarop € 1.152 (32 procent over 0,36 procent over € 1.000.000) aan box 3-belasting verschuldigd was. Stel voorts dat het juiste spaarrenteforfait achteraf uitkomt op 0,85 procent.
Spaarder X laat zijn aangifte verzorgen door een financieel dienstverlener die gebruik maakt van de belastingconsulenten-uitstelregeling. Spaarder X is altijd laat met het aanleveren van zijn gegevens. Bijgevolg wordt zijn aangifte over 2023 pas in april 2025 ingediend. De Belastingdienst legt naar aanleiding van de ingediende aangifte een nadere voorlopige aanslag op in juni 2025. De box 3-belasting wordt € 2.720 en dus moet er € 1.568 bijbetaald worden. En hier grijpt het belastingrentespook zijn kans: 6 procent belastingrente gedurende de periode juli 2024–juni 2025, hetgeen afgerond € 90 bedraagt.
In absolute euro’s valt de schade die het spook in dit voorbeeld aanricht, dan misschien mee, maar spaarder X zal er mogelijk toch een katterig gevoel aan over houden: 6 procent rente, dat krijg ik in de verste verte niet bij de bank. Wat heb ik misdaan?
In de praktijk zullen zich ongetwijfeld situaties voordoen waarin het belastingrente-belang groter is. Wat bijvoorbeeld te denken van degene die de eigen woning heeft verkocht op 28 december 2022 en verhuist naar een huurhuis? Er zal hoogstwaarschijnlijk nog geen voorlopige aanslag automatisch zijn opgelegd die rekening houdt met dit extra banksaldo. Dat wordt smullen voor het spook.
Wie tijdig een nadere voorlopige aanslag vraagt of op tijd (lees bij IB-aangiften: vóór 1 mei) zijn aangifte indient, zal geen last hebben van het spook. Maar wie weet dit, en wie houdt dit in de gaten?
En als we een uitstapje maken naar de vennootschapsbelasting (Vpb): besef dan dat het belastingrentespook daar rondwaart met een rentevoet van 8 procent. En dan mogen we nog van geluk spreken want dat spook had sinds 1 maart jl. eigenlijk al met 10,5 procent mogen werken en vanaf 1 september jl. zelfs met 12 procent. Met kunst en vliegwerk is dat door de staatssecretaris afgewend en het minimumtarief is bij de Vpb inmiddels ook een soort maximumtarief geworden: 8 procent.
Het is te hopen voor de spaarders en bedrijven met een te lage voorlopige aanslag dat zij tijdig worden gewaarschuwd voor de gevolgen van een te lage voorlopige aanslag, zodat actie kan worden ondernomen en het belastingrentespook geen vat op hen krijgt. De vraag bij dit alles is: wie zou hen dan moeten waarschuwen? Ligt hier - in relatie tot de spaarders - een extra verantwoordelijkheid voor de fiscus aangezien het ‘spaar’-forfait in de Wet welbewust een voorlopig cijfer is en de rente inmiddels wel erg hard is gestegen? Of moet de adviseur hier alert op zijn? Wie de schoen past, trekke hem aan.
Als niemand actie onderneemt, krijgt het belastingrentespook vrij baan. Of wordt de aanslagregeling IB 2023 aangewezen als no-fly zone voor het belastingrentespook vanwege dat nieuwe systeem met een voorlopig cijfer in de Wet?