Onlangs is de kabinetsreactie verschenen met daarin de uitkomsten van het vervolgonderzoek voor de bedrijfsopvolgingsregelingen. In de zogeheten Voorjaarsnota was er al het nodige over de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) gezegd, maar in de kabinetsreactie is deze nader ingevuld en toegelicht.
De BOR is een voor de bedrijfsoverdracht, en zeker in de agrarische sector, belangrijke fiscale faciliteit waarbij een bedrijf waar gewenst en onder voorwaarden met zeer weinig of zelfs zonder schenk- of erfbelasting aan een opvolger kan worden overgedragen. Het is dan ook goed om de belangrijkste punten uit de kabinetsreactie voor de agrarische sector in beeld te brengen.
Voor de agrarisch ondernemer zijn de volgende punten van belang:
- het verschil tussen de goingconcernwaarde en de liquidatiewaarde blijft vrijgesteld van schenk- en erfbelasting;
- de vrijstelling van € 1.205.871 (bedrag 2023) wordt verhoogd tot € 1.500.000;
- de bezits- en voorzettingstermijnen worden nader beoordeeld;
- verhuurd vastgoed vormt in de toekomst beleggingsvermogen;
- voor keuzevermogen gaat gelden dat alleen het in de onderneming gebruikte bedrijfsmiddel onder de BOR kan gaan vallen;
- de doelmatigheidseis van 5% voor beleggingsvermogen komt te vervallen; en
- de regering gaat situaties waarin gebruik van de BOR plaatsvindt terwijl dat maatschappelijk ongewenst is kritisch bekijken en onderzoeken of nadere regelgeving op dat vlak nodig is.
Hierna worden de verschillende punten nader toegelicht.
Verschil tussen de goingconcernwaarde en de liquidatiewaarde blijft vrijgesteld
Het by far belangrijkste onderdeel van de BOR voor de agrariër is dat het verschil tussen de goingconcernwaarde en de liquidatiewaarde vrijgesteld blijft. De goingconcernwaarde, in de agrarische wereld vaak aangeduid als de voortzettingswaarde, is de waarde van de onderneming waarbij een nog nét lonende exploitatie van die onderneming mogelijk is. Die waarde is bij agrarische ondernemers vele malen lager dan de liquidatiewaarde (de waarde van de losse onderdelen). Dat een dergelijk verschil voor de BOR volledig vrijgesteld blijft is een groot goed voor de boer! Hiermee kan al een flinke stap gemaakt worden in het goed verlopen van de bedrijfsovername.
Vrijstelling van € 1.205.871 (bedrag 2023) wordt verhoogd tot € 1.500.000
Met ingang van 2025 zal 100% van de goingconcernwaarde tot een bedrag van € 1,5 miljoen zijn vrijgesteld. Hetgeen geschonken wordt of via een erfenis verkregen wordt bovenop het bedrag van die 1,5 miljoen zal nog tot 70% zijn vrijgesteld. Dit laatste is een verslechtering van de regeling van de BOR (nu is dat nog 83%), maar het is de vraag of dat voor de agrarische ondernemers zo erg is.
Via het verschil tussen de voortzettingswaarde en de liquidatiewaarde en daarbovenop nog de 1,5 miljoen vrijstelling zal het overgrote deel van de bedrijfsovernames prima geregeld kunnen worden en deert het de boer dus nauwelijks dat die 83% verlaagd zal worden tot 70%.
Bezits- en voorzettingstermijnen worden nader beoordeeld
Om de BOR te kunnen toepassen bij een bedrijfsoverdracht dient deze al een tijd in bezit te zijn van de schenker/erflater (bezitseis van respectievelijk 5 en 1 jaar) en ongewijzigd voortgezet te worden door de bedrijfsopvolger (voortzettingseis van 5 jaar).
De overheid onderkent dat de bezits- en voorzettingstermijnen soms erg star en knellend kunnen werken en daarmee ondernemers onnodig kunnen hinderen in hun bedrijfsvoering. Een gedurende vijf jaar na de bedrijfsovername ongewijzigde voortzetting van de onderneming kan in de huidige tijd van grote transities in de landbouw zeer belemmerend werken.
Flexibilisering van de regeling op deze punten is welhaast een must en de overheid heeft het bedrijfsleven dan ook gevraagd om in dit kader mee te denken aan een betere invulling van de vereisten. Het bedrijfsleven is gevraagd om situaties te schetsen waar verandering (lees: meer flexibiliteit) wenselijk is.
Verhuurd vastgoed vormt in de toekomst beleggingsvermogen
Met ingang van 2024 zal verhuurd vastgoed niet meer vallen onder de BOR. De BOR kan alleen toegepast worden op ondernemingsvermogen. Verhuurd vastgoed zal daar niet meer onder vallen doordat het als beleggingsvermogen zal worden gekwalificeerd. Dat betekent dat bij een bedrijfsoverdracht in 2024 of later hier bij de overnamesom rekening mee gehouden moet worden. Dat kan door het betaalde bedrag van de overname te koppelen aan het verhuurde vastgoed om zo optimaal te kunnen profiteren van de vrijstellingen van de BOR.
Heel belangrijk voor de agropraktijk is dat kortdurende teeltpachtovereenkomsten vanwege vruchtwisseling niet als verhuur worden gezien. Vruchtwisseling is immers nodig voor behoud van het grondgebruik en bruikbaarheid van de grond van de onderneming. Gronden in vruchtwisseling voorzien van een pachtcontract zullen dus ondernemingsvermogen blijven en onder de BOR vallen.
Alleen het in de onderneming gebruikte bedrijfsmiddel kan onder de BOR vallen
Als er bedrijfsmiddelen zijn die én zakelijk én privé gebruikt zijn dan kan de ondernemer bij aankoop van die bedrijfsmiddelen ervoor kiezen om dat bedrijfsmiddel zakelijk te zetten. Dat bedrijfsmiddel vormt keuzevermogen. Een voorbeeld daarvan is de boerderij met bijbehorende grond, maar ook een schuur die deels in privégebruik is of deels verhuurd wordt.
Met ingang van 2025 zal enkel het gedeelte dat in gebruik is binnen de onderneming kunnen vallen onder de BOR. Ook hier zal bij bedrijfsovernames vanaf 2025 rekening mee gehouden kunnen worden door bij de overnamesom de betaalde koopsom te koppelen aan deze bedrijfsmiddelen.
Mogelijk kan door de wetswijziging in de BOR een heretiketteringsmogelijkheid, het voor de inkomstenbelasting privé zetten van de agrarische bedrijfswoning met ondergrond, een optie worden. Daarbij zou een afwikkeling o.b.v. de WOZ rekening houdend met de bewoonde staat van de woning en ondergrond een mooie en eenvoudige oplossing kunnen zijn.
Vervallen doelmatigheidseis van 5%
Met ingang van 2025 zal de zogeheten doelmatigheidseis van 5% komen te vervallen. Nu is het zo dat van de overtollige liquide middelen en effecten tot 5% toch als ondernemingsvermogen wordt gezien hoewel vaststaat dat dat beleggingsvermogen is. Deze marge is om praktische redenen in de BOR-regeling opgenomen om discussies te vermijden. In de praktijk bleek daar (vooral bij het wat grotere mkb) toch vooral op gekoerst te worden, zodat besloten is dat die marge zal verdwijnen.
Voor de agrarische sector kan dat inhouden dat er wat meer discussies zullen ontstaan of liquide middelen overtollig zijn (beleggingsvermogen) of dat die gezien moeten worden als werkkapitaal (ondernemingsvermogen).
Constructies tegengaan
De regering bekijkt of nadere regelgeving gemaakt moet worden in situaties waarin gebruik van de BOR plaatsvindt terwijl dat maatschappelijk ongewenst is. In dit kader kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een oma van 94 jaar oud die met een flink banksaldo gaat participeren in een maatschap met haar kleinzoon om zo dat kapitaal om te kunnen turnen tot bedrijfsvermogen dat dan na 5 jaar (of wat eerder bij haar overlijden) onder toepassing van de BOR doorgezet kan worden aan het kleinkind.
De afdronk is dat de BOR de BOER voorlopig aardig gezind is en op punten nog verder verbeterd kan worden.