De wijziging komt er – kort gezegd – op neer dat de bezwaarfase verdwijnt en er in plaats daarvan een herzieningstermijn wordt opgenomen waarbinnen zowel op verzoek van belanghebbende als de belastingdienst zonder verdere voorwaarden, als nieuw feit ed de aanslag kan worden herzien.
Een dergelijke regeling geldt nu ook voor voorlopige aanslagen in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting en volgens het kabinet is dat een groot succes.
Omdat de term herziening niet in algemene zin in fiscale wetgeving is opgenomen, wordt in het voorstel een aantal artikelen besteed aan de uitleg van het begrip herziening en de herzieningstermijn.
In de artikelen over de aanslag en de navorderingsaanslag wordt dan weer verwezen naar de bepalingen over de herziening(stermijn).
De vraag is of sprake is van een vereenvoudiging. In het huidige artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is onder meer vermeld dat de bevoegdheid vervalt na een termijn van 5 jaren. Gaat het inkomen in het buitenland is opgekomen of aangehouden dan vervalt de bevoegdheid tot navorderen na 12 jaren.
In het voorgestelde wetsartikel 16, lid 4, van de Awr wordt het volgende voorgesteld.
"De bevoegdheid tot navorderen op grond van het derde lid, onder a, vangt aan op de dag na het einde van de termijn, bedoeld in 22c, en vervalt door verloop van twaalf. De bevoegdheid tot navorderen op grond van het derde lid, onderdeel b vangt aan op de dag na de betekening van het dwangbevel en vervalt op de dag waarop de termijnen, bedoeld in artikel 22c, geëindigd zou zijn indien artikel 22d, onderdeel b, geen toepassing zou hebben gevonden".
Hoe lang is nu de navorderingstermijn en over welke gevallen wordt in lid 4, van art. 16 AWR gesproken?
Artikel 16, lid 4, AWR kan alleen in combinatie met andere artikelen worden begrepen. Na enige moeite wordt duidelijk dat de termijn 12 jaren is als er sprake is van kwade trouw. Deze termijn vangt aan nadat de herzieningstermijn van 18 maanden is verstreken. De totale termijn is dus langer dan 12 jaren. Het tweede geval in art. 16, lid 4, van de Awr komt er kort gezegd op neer dat de wanneer aan belastingplichtige ter zake van een aanslag een dwangbevel wordt betekend, de herzieningstermijn wordt omgezet in een navorderingstermijn.
Is de wijze waarop aan de wetgeving vorm wordt gegeven een vereenvoudiging?
Miljoenen belastingplichtigen hebben te maken met de heffing van inkomstenbelasting, kunnen zij deze wetgeving zonder het raadplegen van een specialist begrijpen?
Wellicht wordt met vereenvoudiging de inhoud van de voorgestelde regeling bedoeld, de wijze waarop aan het voorstel wordt vormgegeven is naar mijn mening eerder een sudoku-puzzel dan een vereenvoudiging.
Informatiesoort: Column
Rubriek: Bronbelasting