De oprichting van een laagdrempelige, onafhankelijke fiscale rechtshulp voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden is verworden tot een ordinaire Haagse stammenstrijd. Het gaat daarbij niet over de belangen van de belastingbetaler, maar over wie (extra) taken, bevoegdheden en budgetten krijgt.
Dit blijkt uit de brief die de staatssecretarissen Van Rij (Fiscaliteit) en De Vries (Toeslagen) afgelopen week over dit onderwerp naar de Tweede Kamer stuurden. Opvallend is dat de Inspecteur-Generaal van de Inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) heeft bepleit om de fiscale rechtshulp bij hem te beleggen. Het – demissionaire – kabinet vindt dat “op dit moment in ieder geval niet logisch”.
In oktober 2023 heeft het kabinet een kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden aangesteld. Zijn opdracht bestond uit twee delen: eerst het uitwerken van de taken, bevoegdheden en positionering van de Belangenbehartiger; en vervolgens het – op basis van de gekozen vormgeving – inrichten en inbedden van de organisatie van de Belangenbehartiger. Het kabinet heeft in de Kamerbrief van afgelopen week een aantal keuzes gemaakt ten aanzien van de vormgeving, op basis waarvan de organisatie vormgegeven kan worden. Dit roept echter een aantal vragen op, waarover de Tweede Kamer zich mogelijk ook nog zal willen uitspreken.
Positie Belangenbehartiger
De twee belangrijkste vragen ten aanzien van de inrichting van de fiscale Belangenbehartiger, die burgers en (kleine) ondernemers moet helpen met vastgelopen belasting- en toeslagzaken zijn: wie mag deze organisatie gaan leiden; en zal deze nieuwe organisatie zich verhouden tot andere instituties, zoals ook de Tweede Kamer? Het advies van de IBTD om de Belangenbehartiger te positioneren binnen de IBTD toont dat er gegadigden zijn voor deze invloedrijke positie. Zowel de kwartiermaker als het kabinet prefereren een nieuwe organisatie die binnen het ministerie en de uitvoeringsdiensten wordt gepositioneerd. Op deze manier kan de Belangenbehartiger, volgens de staatssecretarissen, het meest betekenen voor individuele burgers en bedrijven.
De positie van de Belangenbehartiger ten opzichte van zowel het ministerie van Financiën als de uitvoeringsdiensten en de Tweede Kamer is cruciaal voor de effectiviteit van deze organisatie. In dit licht vallen twee punten op in de huidige vormgeving. Allereerst dat het nog onduidelijk is hoe de inbedding van de Belangenbehartiger binnen het ministerie en de uitvoeringsdiensten er in de praktijk uit zal gaan zien. Dit zal de komende maanden ingevuld worden. Daarnaast lijkt het erop dat de Belangenbehartiger signalen niet zelf direct aan de Tweede en Eerste Kamer kan rapporteren, maar dat dit via “de reguliere rapportages van de uitvoeringsdiensten” zal gebeuren. Dit staat haaks op het advies van de kwartiermaker.
Parlementair
Twee weken geleden was Nina Olson, de voormalig National Taxpayer Advocate, in Den Haag als spreker bij een seminar over fiscale rechtshulp en rechtsbescherming. Ze was daar op uitnodiging van de kwartiermaker, de IBTD en de Bond voor Belastingbetalers om ervaringen en lessen vanuit de Verenigde Staten te delen. Daarbij wees ze bijvoorbeeld op de verschillen tussen de Inspector General, die zich richt op verspilling, fraude en misbruik, en de Taxpayers Advocate, die zich richt op individuele geschillen en conflicten. Ook benadrukte ze het belang van het direct rapporteren aan het parlement en de senaat.
Uit de Kamerbrief blijkt dat de fiscale rechtshulp “uiterlijk eind 2024” formeel van start zal gaan. Direct na het zomerreces, op 4 september, debatteert de Tweede Kamer over nationale fiscale onderwerpen. De fiscale rechtshulp staat in dit commissiedebat op de agenda. Het is te hopen dat de Tweede Kamer tijdens dit debat ook zelf invulling geeft aan de rol, de bevoegdheden en de informatievoorziening van de fiscale Belangenbehartiger. Op die manier kan geborgd worden dat de belangen van de belastingbetaler centraal staan en niet een Haagse strijd om bevoegdheden, bemensing en budget.