In het box 3-dossier lijkt er op dit moment een nieuw politiek pijnpunt te ontstaan. Spaarders die niet individueel en tijdig bezwaar maken tegen hun definitieve belastingaanslag 2023 dreigen, net als de niet-bezwaarmakers over de jaren 2017-2020, niet in aanmerking te komen voor mogelijk rechtsherstel voor de te veel betaalde belasting in box 3. De oorzaak hiervoor is tweeledig.
Enerzijds ontvangen belastingplichtigen met alleen bank-of spaartegoeden wel een definitieve aanslag over 2023, in tegenstelling tot beleggers. Anderzijds beperkt een voorgestelde wijziging in het fiscale procesrecht de mogelijkheid tot rechtsherstel. In dit licht maken belangenbehartigers zich zorgen over de fiscale rechtspositie van spaarders.
Het Ministerie van Financiën heeft afgelopen maand nogmaals aangegeven dat de Belastingdienst het opleggen van definitieve aanslagen (2021 en 2022) en het afhandelen van bezwaarschriften box 3 over de jaren 2017 tot en met 2022 aanhoudt tot de Hoge Raad arrest heeft gewezen. Als de uitkomst van de lopende cassatieprocedures gunstig is voor belastingplichtigen, dan hoeven ze niet zelf te procederen om hier aanspraak op te maken. Dit geldt alleen voor aanslagen met box 3-inkomen uit beleggingen. Belastingplichten met alleen spaarvermogen krijgen wél een definitieve aanslag opgelegd en zullen waarschijnlijk niet profiteren indien de Hoge Raad een voordelig arrest wijst.
Rechtspositie spaarders
In het recente commissiedebat over box 3 in de Tweede Kamer vroeg Grinwis (CU) aandacht voor dit onderscheid tussen spaarders en beleggers. Daarbij wees hij op zijn grote ongemak over het niet compenseren van niet-bezwaarmakers en vroeg hij de staatssecretaris of voorkomen kan worden dat de spaarders nu het nakijken hebben. Concreet vroeg Grinwis of de staatssecretaris bereid was om alle definitieve aanslagen met een box 3-vermogen aan te houden of – als Van Rij niet bereid is zo ver te gaan –, “om de onherroepelijke uitspraak van de rechter ook van toepassing te verklaren op de groep spaarders.” De reactie van staatssecretaris Van Rij was zeer interessant. Allereerst gaf hij aan dat hij in het kabinet een lans heeft gebroken voor het compenseren van niet-bezwaarmakers, maar dat dit vanwege financiële redenen niet is gelukt. Daarnaast benadrukte hij dat het kabinet niet verwacht dat spaarders bezwaar willen aantekenen tegen een belasting over een forfaitair rendement van 0,92%. In dat licht voelt hij weinig voor toezeggingen om de rechtspositie van spaarders te beschermen. Tot slot verwijst de staatssecretaris naar de ‘beleidsrichting direct aanpassen’, een voorstel waarmee het fiscale procesrecht wordt aangepast, waarover momenteel een (online) pre-consultatie loopt.
Parlementaire agenda
De ‘beleidsrichting direct aanpassen’ moet het voor burgers en bedrijven eenvoudiger maken om onjuistheden bij de heffing van belasting te herstellen. Ook moet het voorstel de Belastingdienst de mogelijkheden bieden om efficiënt en effectief de verschuldigde belastingen vast te stellen. In de praktijk is vooral belangrijk dat het voorstel de terugwerkende kracht van nieuwe jurisprudentie beperkt. Plat gezegd kunnen belastingplichtigen die geen bezwaar hebben gemaakt tegen hun definitieve belastingaangifte, op basis van het huidige voorstel, waarschijnlijk geen rechten ontlenen aan nieuwe rechterlijke uitspraken.
Gezien het grote politieke ongemak over het niet compenseren van de niet-bezwaarmakers is het de vraag hoe de Kamer nu om zal gaan met de rechtspositie van de spaarders in box 3. Zoals de staatssecretaris aangeeft, zal het werkelijk behaalde rendement in veel gevallen hoger zijn dan het forfaitaire rendement. Maar dat is natuurlijk niet voor iedereen het geval. Een concreet voorbeeld zijn de mensen waarbij een (groot) deel van hun vermogen niet op de spaarrekening, maar op de betaalrekening staat. Tot slot is er natuurlijk ook het principiële argument dat iedereen die te veel belasting heeft betaald recht op herstel zou moeten hebben. Op 22 mei a.s. zal de Tweede Kamer weer over box 3 spreken.