De nieuwe Staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst zal grote schoenen moeten vullen. Het is de vorige staatssecretaris Van Rij (CDA) gelukt om onderwerpen te agenderen en dossiers in gang te zetten, waar dat anderen niet is gelukt.

In de afgelopen jaren heeft Van Rij herhaaldelijk in Kamerdebatten laten zien heer en meester te zijn op de inhoud, maar tegelijkertijd ook politiek erg handig te zijn. Daarmee heeft hij veel waardering weten op te bouwen – zowel binnen het ministerie en de Belastingdienst als daarbuiten – en daarmee de lat hoger gelegd voor zijn opvolgers. Dit betekent dat er veel wordt verwacht van de nieuwe staatssecretaris – en eveneens fiscalist – Idsinga (NSC).

In de afgelopen jaren is de politieke koers op een aantal fiscale dossiers veranderd. Het is Van Rij en zijn ambtenaren gelukt om een heldere en uitvoerbare fiscale beleidsagenda op te stellen. Het gaat dan – onder andere – om het verder terugdringen van (internationale) belastingontwijking, het vereenvoudigen van het belastingstelsel, het afbouwen van ‘fossiele subsidies’ en het verbeteren van de praktische fiscale rechtshulp. Op al deze dossiers is er de afgelopen twee jaar meer gebeurd dan de jaren daarvoor, maar door de voortijdige val van het kabinet-Rutte IV is het niet gelukt om de beleidsagenda te realiseren. Een groot deel zal zijn opvolger kunnen afronden.

Colleges in de Kamer

Op een aantal punten heeft Van Rij – als staatssecretaris – vriend en vijand verrast. Tekenend zijn de herhaaldelijke complimenten in Kamerdebatten van bijvoorbeeld Maatoug (PvdA-GL) voor de inspanningen ten aanzien van het afschaffen van ondoelmatige fiscale regelingen. Een wellicht nog groter compliment is dat de internationale gemeenschap, door de inspanningen van het vorige kabinet, Nederland niet langer als een belastingparadijs ziet. Deze resultaten had niet iedereen verwacht van een fiscalist die zich nagenoeg zijn hele werkende leven – en vooral in zijn tijd als voorzitter van de NOB – heeft ingespannen om het fiscale vestigingsklimaat (voor het bedrijfsleven) te verbeteren.

In de inhoudelijke debatten waardeerde de Tweede Kamer eenstemmig de inhoudelijke kennis en deskundigheid van Van Rij. Deze kennisvoorsprong en zijn inhoudelijke overwicht benutte Van Rij, als het nodig was om een debat in de juiste richting te sturen of een inhoudelijke discussie te parkeren. Dat deed hij op twee manieren. In debatten begon hij veelal met een college over de context en fiscale techniek, voordat er vragen van Kamerleden werden beantwoord. Daarna gaf hij aan dat een deel van de vragen al in de inleiding was beantwoord, waarmee hij sommige vragen handig omzeilde. Oplettende volgers van deze debatten hebben heel wat antwoorden gemist.

Parlementaire agenda

De tweede manier waarop Van Rij succesvol steun verwerft in de Tweede Kamer voor zijn beleid was zijn open grondhouding. In debatten houdt hij zich altijd aanbevolen voor betere plannen en inhoudelijke suggesties, mits deze juridisch houdbaar, in de praktijk uitvoerbaar en in lijn met de ambities van het kabinet zijn. Van Rij schetste daarbij doorgaans zelfs de contouren van hoe het door Kamerleden voorgestelde beleid eruit zou kunnen zijn. Een mooi voorbeeld daarvan was zijn suggestie – tijdens een commissiedebat – om onderscheid te maken tussen de illiquide en liquide beleggingen in box 3. Dit is inmiddels uitgewerkt tot het ‘hybride stelsel’ in het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3.

De werkwijze van Van Rij als staatssecretaris lijkt daarmee veel op de werkwijze die de PVV, VVD, NSC en BBB in de formatie hadden bedacht voor hun zogenoemde ‘extraparlementaire’ kabinet. Het benutten van expertise uit de samenleving om tot beter beleid te komen én de Tweede Kamer meer positie te geven door zeer serieus naar de wensen en suggesties vanuit de fracties te kijken. Daarmee lijkt het erop dat Van Rij ook de fiscale koers voor de komende tijd, zowel inhoudelijk als qua werkwijze, al heeft gezet.

Informatiesoort: Parlementair

Rubriek: Belastingrecht algemeen

54

Gerelateerde artikelen