
De oppositie in de Tweede Kamer wil snel duidelijkheid van het kabinet en de coalitie over de alternatieve dekking om de btw-verhoging op cultuur, media en sport af te wenden. Sinds het laatste commissiedebat over de btw-onderwerpen is er vanuit het kabinet en de coalitie een radiostilte over de mogelijkheden voor alternatieve dekking. Dit voelt zeer ongemakkelijk voor een deel van de oppositie.
De voorjaarsbesluitvorming is inmiddels in volle gang en het kabinet moet samen met de coalitiepartijen een bijzonder complexe financiële puzzel leggen. In dit licht werden er vanuit de oppositie een aantal moties ingediend om het kabinet op dit dossier bij te sturen.
Afgelopen februari debatteerde de Kamercommissie Financiën twee keer met staatssecretaris Van Oostenbruggen over de btw-onderwerpen. In het eerste debat was er vooral aandacht voor de wijze waarop het kabinet en de coalitiepartijen op dit dossier opereren. Daarbij was er zeer stevige kritiek op de insinuaties dat de btw-verhoging alsnog door zou gaan als de oppositie niet zelf een andere dekking kon vinden (zie WFR 2025/53). Het tweede commissiedebat draaide om de vraag of de dekking (vooral) binnen of buiten het btw-domein gevonden moest worden en naar welke opties de staatssecretaris vooral nog moet kijken (zie WFR 2025/67).
Structureel en volledig
De oppositiepartijen dienden afgelopen week zeven moties in tijdens het tweeminutendebat over de btw-onderwerpen. Stultiens (GL-PvdA) gaf aan zich zorgen te maken dat het kabinet niet komt met voldoende dekking voor de gehele btw-verhoging op boeken, cultuur en sport. Daarnaast wil hij ook zwart op wit hebben dat deze btw-verhoging niet slechts voor één jaar maar structureel teruggedraaid wordt. Samen met Dijk (SP) diende hij moties in met deze strekking. Tijdens het debat benadrukten zowel Grinwis (CU) – namens de constructieve oppositiepartijen – als de staatssecretaris dat de btw-verhoging op boeken, sport en cultuur volledig en structureel wordt teruggedraaid.
In het debat benadrukten Vijlbrief (D66), Grinwis (CU) en Van Dijk (CDA) dat ze het kabinet geen additionele belemmeringen
en beperkingen wilden opleggen in zijn zoektocht naar de alternatieve dekking. Desondanks liet Grinwis (CU) zich verleiden om een motie van Stoffer (SGP) mede te ondertekenen die het kabinet oproept om “gezinnen, zeker met een laag of middeninkomen, zo veel mogelijk te ontzien bij de alternatieve invulling”. Ergin (Denk) diende een motie in met het verzoek om “in de zoektocht naar een dekkingsopgave een eventuele btw-verhoging van 9% naar 21% op kappersdiensten buiten beschouwing te laten”. Van Kent (SP) riep het kabinet per motie op om “een voorstel voor lagere btw op boodschappen aan de Kamer voor te leggen”.
Parlementaire agenda
In de appreciatie van de ingediende moties gaf de staatssecretaris aan dat het op voorhand uitsluiten van mogelijke opties het alleen maar ingewikkelder maakt voor het kabinet en de coalitiepartijen om een oplossing te vinden. In dat licht was het interessant dat de staatssecretaris de motie van Egin (Denk) om kappers te ontzien niet heeft “ontraden” maar “oordeel Kamer” heeft gegeven. Dit deed hij om consequent te zijn. Eerder had het kabinet de coalitiemotie waarmee de verhoging van het hoge btw-tarief werd geblokkeerd ook niet ontraden. Het ontraden van een motie vanuit de oppositie is dan “niet chic”.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen geeft uiterlijk bij de Voorjaarsnota – waarvoor de deadline 1 juni is – duidelijkheid over de alternatieve dekking. Daarna komt hij met de wettelijke uitwerking van het alternatief en de schrapping van de btw-verhoging. Daarbij zit de staatssecretaris klem binnen de politieke en financiële kaders die de coalitiepartijen hebben vastgesteld. Tekenend voor zijn ingewikkelde positie was dat hij half grappend opmerkte dat het zijn stille hoop was dat de Kamer met “een motie zou komen met breed draagvlak in de Kamer en waarmee we het probleem in één keer konden oplossen”.
Informatiesoort: Parlementair
Rubriek: Omzetbelasting