Het plotselinge vertrek van Idsinga (NSC) als Staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst tekent de moeizame verhoudingen tussen de coalitiegenoten in het kabinet en roept vragen op over de haalbaarheid van sommige voorstellen in het Belastingplan.
Nadat Idsinga door een aantal oppositiepartijen én coalitiegenoot Wilders (PVV) werd opgeroepen om openheid te geven over zijn financiële belangen stapte hij op vanwege ‘de toon’ van dit verzoek en de insinuaties over zijn integriteit. Dat hij zijn belangen toch heeft geopenbaard, roept de vraag op waarom hij dit niet als staatssecretaris heeft gedaan. De reacties vanuit de coalitie dat zijn vertrek ‘totaal onnodig’ was, laten zien hoe complex de onderlinge verhoudingen zijn.
Het is bovenal zonde en te betreuren dat een kundig en ervaren fiscalist op deze manier het veld ruimt als staatssecretaris en waarschijnlijk ook als politicus. Dit betekent ook dat Idsinga slechts in beperkte mate zijn stempel heeft kunnen drukken op het fiscale beleid. Als VVD-Kamerlid was hij vooral zichtbaar met zijn verzet tegen het invoeren van een vermogensaanwasbelasting in box 3. Namens NSC waren zijn voornaamste wapenfeiten een poging om de verruiming van de BOR voor verre nazaten – de versoepeling van de verwateringsregel – terug te draaien en het op de agenda zetten van het effectiever belasten van hypermobile wealthy individuals en topsporters.
Belastingplan 2024
Als staatssecretaris kon Idsinga weinig invloed uitoefenen op de fiscale plannen van dit kabinet. Alle plannen waartegen momenteel veel politieke weerstand vanuit de oppositie komt, zoals de btw-verhoging en de versobering van de giftenaftrek, zijn in de formatie afgesproken en daarbij zat hij niet of nauwelijks aan tafel. Tegelijkertijd zijn de grote dossiers die op het bord van de staatssecretaris liggen complex en grotendeels een voortzetting van bestaand beleid, zoals het rechtsherstel en nieuwe stelsel in box 3 en de vereenvoudiging van het belastingstelsel. Om deze dossiers met brede steun vanuit het parlement tot een goed einde te brengen, is een groot politiek vernuft nodig.
Het vertrek van de staatssecretaris compliceert de behandeling van het pakket Belastingplan. De behandeling van deze wetgeving in de Tweede Kamer wordt overgenomen door de Minister van Financiën, Heinen (VVD). Het is de bedoeling dat de nieuwe staatssecretaris de behandeling in de Eerste Kamer op zich neemt. Afgelopen vrijdag debatteerde Heinen voor het eerst met de Kamer over de fiscale plannen van het kabinet. Daarbij refereerde hij aan de kritiek vanuit de oppositie op de fiscale plannen en de wijze waarop het kabinet dit pakket Belastingplan behandelt, waarbij hij wil ‘ingrijpen’ om dit traject “samen tot een goed einde te brengen”.
Parlementaire agenda
Het meest controversiële plan in het Belastingplan is de verhoging van de btw op sport en cultuur. Minister Heinen verdedigde dit voorstel met twee argumenten. Allereerst door te benadrukken dat de coalitiepartijen op deze maatregel zijn uitgekomen omdat ze het niet eens konden worden over een andere mogelijke dekking. Daarnaast beargumenteerde hij dat het afschaffen van de lagere btw-tarieven bijdraagt aan de vereenvoudiging van het belastingstelsel. Ten aanzien van beide argumenten waren de oppositiewoordvoerders zeer kritisch. Aangezien het kabinet gerichte uitzonderingen maakt op de btw-verhogingen, voor bijvoorbeeld pretparken en bioscopen, wordt het belastingstelsel door deze maatregel eerder complexer dan eenvoudiger.
De weerstand vanuit de oppositie tegen de fiscale plannen van het kabinet-Schoof blijft groot. Zo kondigde Vijlbrief (D66) aan dat zijn partij overweegt om tegen het Belastingplan te stemmen als de btw-verhoging op sport en cultuur daarin staat en is het voor andere ‘linkse’ oppositiepartijen eveneens verleidelijk om tegen te stemmen. De nieuwe staatssecretaris moet, met zeer beperkte inhoudelijke argumenten, een meerderheid vinden in de Eerste Kamer voor de fiscale plannen. Een lastige klus, waarbij politieke handigheid een belangrijker vereiste zal zijn dan fiscale ervaring en inhoudelijke kennis.
Informatiesoort: Parlementair
Rubriek: Belastingrecht algemeen