
De Tweede Kamer blijft zoekend ten aanzien van het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3.
Dit bleek afgelopen week nogmaals tijdens het rondetafelgesprek dat de vaste Kamercommissie Financiën over dit onderwerp organiseerde. Op uitnodiging van de Kamer waren de (emeritus) hoogleraren René Niessen, Koos Boer en Edwin Heithuis aanwezig om hun licht te schijnen op de plannen van het kabinet. Daarbij benadrukten ze dat het beter zou zijn om het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 niet te implementeren en zo snel mogelijk naar een systematiek op basis van daadwerkelijk behaald rendement te bewegen. Het is de vraag of de Kamerleden de ruimte voelen om aan deze oproep tegemoet te komen.
Het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 bepaalt hoe het werkelijk behaalde rendement moet worden vastgesteld en hoe belastingplichtigen kunnen bewijzen dat hun rendement in de praktijk lager was dan het forfaitaire rendement. Plat gezegd is het wetsvoorstel een codificatie van de arresten van de Hoge Raad. De Raad van State is zeer kritisch over dit wetsvoorstel. De tegenbewijsregeling vergt een grote inzet van mensen en middelen en is niet uitvoerbaar (zie WFR 2025/60). In de Tweede Kamer zijn de coalitie- en confessionele partijen herhaaldelijk kritisch op de impact van het wetsvoorstel op particuliere vastgoedbeleggers.
Niet invoeren
In het rondetafelgesprek benadrukten de hoogleraren dat het wetsvoorstel in de huidige vorm niet zou moeten worden ingevoerd. Allereerst omdat het wetsvoorstel een exacte codificatie is van de arresten van de Hoge Raad. Het huidige voorstel biedt dus geen aanvullende duidelijkheid en lost de grote knelpunten – zoals de kostenaftrek – niet op. Daarnaast zorgt het wetsvoorstel voor veel verwarring, complexiteit en leidt het daardoor tot uitvoeringsproblemen. Ten slotte is er ongelijkheid in het belasten van succesvolle en onsuccesvolle beleggers. De hoogleraren benadrukken dat deze knelpunten wél worden weggenomen in het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 en bepleiten het eerder invoeren van deze wet.
Stultiens (GL-PvdA) wilde van de hoogleraren weten wat het voor de maatschappij zou betekenen als de Wet tegenbewijsregeling box 3 niet aangenomen zou worden. Grinwis (CU) stelde de vraag of het beter zou zijn om de huidige wet helemaal niet aan te nemen of om deze op een aantal punten te wijzigen. Van Eijk (VVD) vroeg de hoogleraren of en hoe de kwetsbaarheden uit het huidige voorstel kunnen worden gehaald. De Kamerleden willen het wetsvoorstel niet zomaar verwerpen als dit leidt tot nog meer onduidelijkheid voor belastingplichtigen en de Belastingdienst. Ondanks het stellige advies om dit voorstel te verwerpen, vragen de Kamerleden zich af of ze een andere optie hebben.
Parlementaire agenda
In de ogen van de hoogleraren is het eerder implementeren van de Wet werkelijk rendement box 3 de beste optie. Daarbij benadrukken ze enerzijds dat het onlogisch is om de Belastingdienst twee keer een systeem te laten optuigen én anderzijds dat het nieuwe box 3-stelsel inhoudelijk beter is. In de systematiek van de Wet werkelijk rendement kunnen beleggers in vastgoed de gemaakte kosten aftrekken én is het berekenen van het rendement uit een vakantiehuisje eenvoudiger. In dit licht adviseerde Heithuis de Kamerleden om de Wet tegenbewijsregeling per amendement om te bouwen en in lijn te brengen met het toekomstige box 3-stelsel.
De hoogleraren riepen de Kamerleden daarnaast op om de budgettaire neutraliteit los te laten bij de discussies over het (nieuwe) box 3-stelsel. Het is immers onmogelijk om zowel ieder jaar exact evenveel belastingen te innen én het daadwerkelijk behaalde rendement te belasten, omdat deze rendementen fluctueren. Met oog op de financiële afspraken die de coalitiepartijen in het kader van de voorjaarsnota hebben gemaakt, is dit echter zeer onwaarschijnlijk. De Tweede Kamer zal de Wet tegenbewijsregeling eerst schriftelijk behandelen, waarbij de Kamerleden opmerkingen en vragen aan het kabinet zullen stellen. Het is de verwachting dat er vooral veel aandacht voor de kostenaftrek voor vastgoedbeleggers zal zijn.
Informatiesoort: Parlementair
Rubriek: Inkomstenbelasting