Zoals het woord al doet vermoeden, vormen de heffingskortingen een korting op de verschuldigde belasting. Zij kwamen ooit in de plaats van de belastingvrije som (het profijt van de belastingvrije som was groter naarmate het inkomen hoger was).

Met de heffingskorting werd beoogd het voordeel voor iedereen gelijk te laten zijn. Maar de gelijke heffingskorting is allang verleden tijd; een aantal heffingskortingen is afhankelijk van het inkomen. Met als gevolg een erg ondoorzichtige tariefstructuur en onverwachte aanslagen voor de burger. Tijd voor een bezinning.

De heffingskortingen blijken een zeer geliefd instrument om inkomenspolitiek te bedrijven. De redenen waarom bepaalde heffingskortingen werden ingevoerd, blijken inmiddels volstrekt irrelevant. Zo zou er bij de arbeidskorting een relatie moeten zijn met de kosten in verband met die arbeid, maar dat is allang niet meer zo. De arbeidskorting wordt namelijk in 2016 bij een arbeidsinkomen vanaf pakweg € 34.000 fors afgebouwd, met 4% over het inkomen daarboven. Kortom: niet alleen is de band met eventuele beroepskosten volledig doorbroken, ook legt de afbouw vanaf een modaal inkomen een extra belastingdruk op. En bij de algemene heffingskorting is het al niet anders, daar wordt de afbouw al ingezet bij een inkomen vanaf pakweg € 20.000, met 4,796% over het inkomen daarboven.

Op sluwe wijze vindt er dus een versluierende belastingverhoging plaats. Zo is de marginale belastingdruk bij een modaal inkomen van circa € 35.000 niet alleen het tarief van de derde belastingschijf, maar volgt tevens een afbouw in de arbeidskorting van 4% en een afbouw in de algemene heffingskorting van 4,796%. Voor de modale werknemer in totaal dus een marginale belastingdruk van circa 50%. Dit is bijna gelijk aan het toptarief!

Problematischer is dat de burger nauwelijks nog kan inschatten wat er uiteindelijk overblijft van enig extra inkomen. Hij kan achteraf zomaar forse aanslagen krijgen. Ook de Belastingdienst dreigt het spoor kwijt te raken. De inhouding van LB sluit nauwelijks nog aan op de verschuldigde IB. In het Belastingplan 2016 zijn wel weer aanzetten gegeven om dat te verbeteren door aanpassingen in de tabellen voor bijzondere beloningen, maar dat zijn slechts lapmiddelen. In de toelichting wordt dan ook aangegeven dat weliswaar minder werknemers aangifte hoeven te doen, maar dat tegelijkertijd alweer wordt voorzien dat zo'n 25.000 extra werknemers na afloop van het jaar op de aanslagen moeten bijbetalen. En die werknemers zullen het zelf echt niet tijdig onderkennen. Opnieuw een ‘naheffingen'-dossier dus.

Hoogste tijd voor een bezinning op de afbouwregelingen binnen de heffingskortingen. Waarom niet verwerken in een zichtbare tariefstructuur? Mogelijk kan dat zelfs onder afschaffing van de algemene heffingskorting. Dan kan een vreemde eend in de bijt als de aanrechtsubsidie – zo die al zou moeten blijven bestaan – meeliften in een aangepast toeslagensysteem. Daarnaast zou in plaats van de arbeidskorting gedacht kunnen worden aan een inkomensaftrek voor werknemers; vgl. Mr. H.B.A. Verhoeven in WFR 2015/994. Het langverbeide nieuwe belastingstelsel is uitgesteld. Maar laten we de burger dergelijke vereenvoudigingsstappen niet te lang onthouden.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2015

21

Gerelateerde artikelen