Enkele weken terug schreef Ruud de Smit de Uitvergroot ‘Budgettaire overpeinzingen over box 3’. Deze overpeinzingen zagen met name op de gevolgen die de D-Day-arresten van 6 juni 2024 hebben op de (dekking van de gaten in de) begroting van de rijksoverheid. Aan de budgettaire overpeinzingen van De Smit voeg ik graag enkele overpeinzingen toe voor een specifieke groep: ‘de succesvolle belegger’.
We kennen op dit moment twee (en in de periode 2017-2022 zelfs drie) systemen op basis waarvan de box 3-heffing berekend wordt. Het komt er inmiddels kort gezegd op neer dat inkomstenbelasting in box 3 is verschuldigd over het werkelijk genoten box 3-inkomen met een maximum van het forfaitair berekende inkomen. Onder werkelijk box 3-inkomen vallen de directe inkomsten (rente, dividend, huur e.d.), maar ook de gerealiseerde en ongerealiseerde waardemutaties van de vermogensbestanddelen die in box 3 vallen. Als de belastingplichtige kan aantonen dat zijn of haar totale werkelijke inkomen in box 3 lager is dan het forfaitair berekende inkomen, dan zal de aanslag worden verlaagd. De belastingplichtige mag per jaar bekijken wat voor hem het meest gunstig uitvalt.
Dit is het gevolg van een niet-functionerend forfaitair box 3-systeem. De succesvolle beleggers hebben de afgelopen jaren baat (gehad) bij dit niet-functionerende systeem. Na 6 juni 2024 (zie HR 6 juni 2023, ECLI:NL:HR:2024:705, V-N 2024/28.4, r.o. 5.3.3) is hun bate zo mogelijk nog groter geworden. Omdat iedere belastingplichtige jaarlijks mag kiezen volgens welk systeem het box 3-inkomen wordt belast, is het snoepen van twee walletjes: in jaren van grote vermogensstijging wordt het belastbare rendement op overige bezittingen gemaximeerd op (afgerond) 6%. In jaren met tegenvallende inkomsten kan voor een heffing over het werkelijke, lagere rendement worden gekozen.
De overpeinzingen die ik de succesvolle belegger gun zijn de volgende: Staat het forfaitaire inkomen waarover ik in de afgelopen jaren box 3-heffing heb betaald in verhouding tot mijn werkelijk behaalde box 3-inkomen? Of anders geformuleerd, heeft de forfaitaire heffing ertoe geleid dat ik een deel van mijn inkomen in de afgelopen jaren onbelast heb genoten, omdat mijn werkelijke rendement – ondanks tegenvallende jaren – over meerdere jaren bezien (substantieel) hoger is geweest dan het forfaitair vastgestelde rendement? In hoeverre is het moreel verantwoord om dan in een of enkele jaren met tegenvallende resultaten een beroep te doen op de D-Day-arresten?
Als de succesvolle belegger na deze afwegingen tot de conclusie komt dat box 3 voor hem helemaal nog niet zo ongunstig is geweest en besluit geen bezwaar te maken voor dat ene jaar of de enkele jaren met tegenvallende rendementen, heeft dat budgettaire gevolgen. Het gat in de begrote box 3-opbrengst is minder groot en de ambtenaar die de onderbouwing van het werkelijk genoten box 3-inkomen moet beoordelen kan zijn tijd besteden aan belastingplichtigen die wel over meer dan hun forfaitair behaalde rendement inkomstenbelasting hebben betaald. Zoals De Smit aangeeft, zal de dekking vermoedelijk bestaan uit belastingverhogingen. Een bovenmatige bate voor de een draagt bij aan de lastenverzwaring voor allen.