In de memorie van antwoord bij het Belastingplan 2015 is een overzicht opgenomen van de opbrengst aan vennootschapsbelasting van de integrale belastingplicht voor woningcorporaties.

De opbrengst was vooraf geprognosticeerd op € 500 mln. per jaar. De werkelijke opbrengst over de jaren 2008-2011 bedroeg echter gemiddeld slechts een schamele € 8 mln. per jaar. Een van de oorzaken die het kabinet noemde, was de tegenvallende economische ontwikkeling. Ik vermoed dat daling van de WOZ-waarden daarbij een belangrijke factor was. Het niveau van het hoogtepunt (in 2009-2010) werd pas in 2019 opnieuw behaald.

In de memorie van antwoord (Kamerstukken I 2014/15, 34002, D, V-N 2014/66.3) wordt onder meer ingegaan op de vraag of gradaties in schattingen worden gemaakt afhankelijk van de mate van onzekerheid waarmee deze zijn omgeven. Dat is een vraag die ziet op de vooraf (ex ante) gemaakte budgettaire schattingen. Het kabinet ‘ontdook’ destijds de vraag door zich in het antwoord te focussen op de daadwerkelijke fout, die pas achteraf (ex post) kan worden vastgesteld.

Naar mijn mening was vooraf duidelijk dat de bezittingen van woningcorporaties grotendeels uit woningen bestaan. De budgettaire opbrengst zal daarmee afhankelijk zijn van de prijsontwikkeling van woningen. Zeker bij een dergelijke eenzijdige afhankelijkheid is wat mij betreft een zogenoemde sensitiviteitsanalyse op zijn plaats. Dat houdt in dat wordt ingegaan op de vraag wat de gevolgen van een van het basisscenario afwijkende ontwikkeling zijn voor de budgettaire opbrengst.

Een dergelijke sensitiviteitsanalyse is nog steeds relevant, bijvoorbeeld voor de box 3-voorstellen. Het kabinet kiest uitdrukkelijk voor een vermogensaanwasbelasting en niet voor een vermogenswinstbelasting. Voor spaarrekeningen is dat niet zo relevant. Voor onroerende zaken en aandelen in startende ondernemingen geldt een aparte regeling in de vorm van een vermogenswinstbelasting. Dat betekent dat het belang van de vermogensaanwasbelasting zich met name zal manifesteren bij aandelen.

Bij een vermogensaanwasbelasting lift de staat mee op de waardestijgingen en -dalingen, bij een vermogenswinstbelasting op de gerealiseerde winsten en verliezen. Alhoewel box 3 breder is dan alleen aandelen, zal de opbrengst mede afhankelijk zijn van de aandelenkoersen. Als ik kijk naar de CBS-herbeleggingsindex (1953-2000), respectievelijk de AEX-herbeleggingsindex (vanaf 2001), dan zijn er in het verleden diverse perioden geweest waarin de index lager lag dan in één of meer eerdere jaren (1958, 1962-1964, 1966-1968, 1970-1983, 1988, 1991, 1995, 2002-2007, 2009-2014, 2019 en 2023). Wat mij betreft zou bij de budgettaire ramingen voor box 3 daarom een sensitiviteitsanalyse moeten worden opgenomen voor de ontwikkeling van de aandelenkoersen.

Het kabinet zegt bij box 3 strikt vast te houden aan het uitgangspunt van budgettaire neutraliteit. Maar dat is dus de ex ante budgettaire neutraliteit op basis van een basisscenario. De daadwerkelijke opbrengst kan sterk afwijken. Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Daarbij is voor mij overigens de vraag of een vermogensaanwasbelasting, in ieder geval op termijn, niet tot aanzienlijk grotere uitslagen en daarmee budgettaire risico’s leidt dan een vermogenswinstbelasting.

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Informatiesoort: Uitvergroot

Focus: Focus

19

Gerelateerde artikelen