Sinds 1990 heeft de wetgever jarenlang met limiteringen gezorgd voor wettelijke maximale verhoudingen tussen de OZB-tarieven, maar deze zijn vervangen door een landelijke macronorm. De gemeenten moesten hiermee wel prudent omgaan. Nou, niet dus. Regering: grijp in, herstel de grenzen van de gemeentelijke fiscale vrijheid en herover het primaat van inkomensbeleid!

Gemeenten hebben een grote mate van fiscale (beleids)vrijheid. Vooral toen zij in 1995, door de herziening van de materiële belastingbepalingen in de Gemeentewet, binnen randvoorwaarden, vrijheid kregen om bij bepaalde belastingen en retributies zelf een heffingsmaatstaf en tariefdifferentiaties te kiezen. Ook autonoom de hoogte van de tarieven kunnen vaststellen, levert hen (beleids)vrijheid op.

Je kunt hierin echter als gemeente te ver gaan. Een (gelukkig) beperkt aantal gemeenten heeft namelijk de afgelopen jaren de verhouding tussen de OZB-tarieven van eigenaren van woningen en eigenaren en gebruikers van niet-woningen fors opgerekt. Zo erg zelfs dat in die gemeenten vaak de OZB-gebruikersbelasting op niet-woningen de facto (al dan niet geleidelijk) is afgeschaft. Zo heeft de gemeente Nijmegen in de periode 2014-2016 een lastenverschuiving doorgevoerd, waarbij de lasten van de gebruikers van niet-woningen sterk zijn gedaald, en die van de eigenaren met bijna 73% zijn gestegen. Dit was onderdeel van het coalitieakkoord dat de Nijmeegse linkse coalitiepartijen hebben gesloten. De heffingsambtenaar heeft in een recente fiscale beroepsprocedure toegelicht dat de gemeenteraad hiermee perceptiekosten wenste te besparen en de verhuurders een prikkel wilde geven om leegstand van niet-woningen tegen te gaan. De Rechtbank Gelderland oordeelt dat inkomenspolitiek daarom niet de primaire drijfveer is geweest en daardoor niet in strijd met de wet. Uit de Nijmeegse besluitvorming blijkt echter uit niets dat doelmatigheid de drijfveer was, maar dat het een politieke keuze was, met als motto: ‘‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten''. Hoezo geen verboden inkomenspolitiek en niet strijdig met het verbod op draagkracht bij gemeentelijke belastingheffing? Eigenaren van niet-woningen betalen in Nijmegen bijna driemaal zoveel belasting per euro WOZ-waarde als de eigenaren van woningen. Bedrijven kunnen als eigenaar slechts met de voeten stemmen (door te vertrekken). Hoezo ‘‘No taxation without representation''?

Verder stelt de rechtbank dat geen sprake is van willekeurige of onredelijke belastingheffing. Door het eigenarentarief OZB op niet-woningen is weliswaar een hoog, maar niet een buitensporig belastingbedrag ontstaan. Er blijft volgens de rechter voor de verhuurder nog voldoende rendement over. Wat heeft dit laatste te maken met het oordeel of een belastingbedrag niet buitensporig hoog is?

Lastenverzwaring als prikkel tegen leegstand. Meer gemeenten voeren dat op als reden. Maar waarom moet een eigenaar van een al verhuurde niet-woning ook bloeden? Hij heeft toch geen prikkel tegen leegstand nodig? Veel gemeenten stellen ten onrechte dat de verhuurder die enorme lastenverzwaring kan afwentelen op de huurder: dit is vaak onmogelijk vanwege het lopende huurcontract. Als verhuurders wettelijk de belasting als zodanig zouden mogen verhalen op de huurder, dan zou wat mij betreft de redelijke verhouding worden hersteld.

Het bovenstaande heeft de wetgever altijd gevreesd. Sinds 1990 heeft deze jarenlang met limiteringen gezorgd voor wettelijke maximale verhoudingen tussen de OZB-tarieven. Helaas zijn deze vervangen door een landelijke macronorm. De regering stelde toen dat gemeenten hiermee wel prudent moesten omgaan. Nou, niet dus. Regering: grijp in, herstel de grenzen van de gemeentelijke fiscale vrijheid en herover het primaat van inkomensbeleid!

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

16

Gerelateerde artikelen