Het mooie aan het rechtspersonenrecht is de flexibiliteit ervan. Alleen als daartoe reden is, geeft de wetgever regels, bijvoorbeeld ter bescherming van schuldeisers en (minderheids)aandeelhouders. Deze regels kunnen op grond van de redelijkheid en billijkheid (door de rechter) worden ingevuld en aangevuld, maar ook buiten toepassing worden verklaard. En dan vermoordt de praktijk de flexibiliteit, soms terecht, maar geregeld ook onterecht. Een goed voorbeeld van dit laatste is de vereenvoudigde (of evenredige) splitsing uit art. 2:334hh BW.
De wet stelt aan een vereenvoudigde splitsing twee voorwaarden. Allereerst worden alle verkrijgende vennootschappen bij de splitsing opgericht. Daarnaast worden de aandeelhouders (let op de ‘s') van de splitsende vennootschap in gelijke mate aandeelhouder in de nieuw opgerichte vennootschap(pen). ‘Vereenvoudigd' betekent onder andere zonder bestuursverslag, zonder tussentijdse cijfers en zonder enige accountantsverklaring, zélfs als de splitsende of verkrijgende vennootschap een nv is.
Vooral in het mkb wordt de vereenvoudigde splitsing geregeld gebruikt; vrijwel elke splitsing vindt daar namelijk binnen ‘besloten verhoudingen' plaats. Ook bij een enig aandeelhouder zou de vereenvoudigde splitsing een bruikbare mogelijkheid zijn. Denk aan het vormen van een vrijgestelde beleggingsinstelling ex art. 6a Wet VPB 1969. De dga splitst uit zijn personal holding vermogen af naar een nieuw op te richten nv waarvan hij enig aandeelhouder wordt. Na de splitsing treden (voor ten minste 10%) een of meer andere aandeelhouders toe en wordt de vbi-status verkregen. Deze andere aandeelhouder kan onder voorwaarden zelfs zijn echtgenote of een meerderjarig kind zijn.
Menig notaris weigert echter bij een enig aandeelhouder de akte van vereenvoudigde splitsing te passeren, zeker ook als er onroerend goed in het spel is. De reden is de ‘s' in het woord aandeelhouders. Aan de hand van beperkte literatuur houden deze notarissen vast aan een grammaticale uitleg van de wet; de wet zegt aandeelhouders, dus meervoud. Hierdoor staat niet met 100% zekerheid vast dat de wetgever heeft bedoeld om de vereenvoudigde splitsing ook bij een enig aandeelhouder toe te staan. Het belang voor de notarissen is rechtszekerheid. Maar, hoewel meestal niet uitdrukkelijk uitgesproken, hier speelt ook angst voor (tuchtrechtelijke) aansprakelijkheid een rol.
Angst is een slechte raadgever. Angst zorgt voor het denken in onmogelijkheden in plaats van in mogelijkheden. En dat is zeker niet in het belang van de praktijk. Een starre opstelling leidt bij een enig aandeelhouder namelijk tot de normale, meer uitgebreide splitsingsprocedure en dus tot hogere kosten. Is de angst gegrond? 100% zekerheid is inderdaad niet te geven. In de wet noch in de wetsgeschiedenis geeft de wetgever expliciet aan dat een vereenvoudigde splitsing ook bij een enig aandeelhouder toepasbaar is. De wetgever licht echter wel uitdrukkelijk toe dat een splitsing vereenvoudigd kan plaatsvinden, omdat het belang van de verschillende aandeelhouders niet verandert. Weliswaar gaat de wetgever weer uit van verscheidene aandeelhouders, maar de toelichting maakt wel de ratio van de regeling duidelijk: wijzigt het belang van de aandeelhouders niet, dan is een vereenvoudigde splitsing mogelijk. En wat is het ultieme geval waarin het belang van de aandeelhouders niet wijzigt? Juist, dat van de enig aandeelhouder...
221