Anno 2021 ziet het begrip 'menselijke maat' op maatvoering in wetgeving en in het werk van uitvoeringsorganisaties. Inmiddels is enige fiscale rechtspraak gepubliceerd, waarin de menselijke maat is aangehaald. Ofschoon beperkt in aantal, geeft dit inzicht hoe rechters en inspecteurs hiermee omgaan.
Het staat belanghebbenden namelijk vrij om te vragen of wel conform de menselijke maat is of wordt gehandeld en inspecteurs zullen daarmee moeten leren omgaan. Overigens valt op dat exceptieve toetsing vooralsnog een geringe rol speelt (HR 11 december 2020, 19/03405, V-N 2020/64.5, r.o. 2.3.2).
Een beroep op de menselijke maat kan een beroep op de abstracte fair balance-toets ex art. 1 EP EVRM inhouden: De wetgeving deugt niet. In Hof Arnhem-Leeuwarden 16 maart 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2552, V-N Vandaag 2021/766 legde de rechter de wet geduldig uit en wees erop dat de belanghebbende eerder had kunnen nadenken over de risico’s van zijn handelen. In dezelfde zin is de opmerking van A-G Wattel dat box 3 sinds 2017 een voorbeeld is van het bij de overheid steeds verder afdwalen van de menselijke maat (conclusie van 25 maart 2021, 20/02453, V-N 2021/18.5, r.o. 6.38). Hier moet de wetgever soelaas bieden.
In dezelfde categorie, maar een stap verder, gaat de rechtbank die de belanghebbende in het ongelijk stelt, maar in de uitspraak de inspecteur "mede in het kader van de huidige maatschappelijke discussie over de 'menselijke maat' (...) met klem in overweging" geeft tegemoet te komen (Rechtbank Noord-Nederland 22 april 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1604). De rechter vond geen ruimte om (deels) tegemoet te komen en formaliseerde de materieel verschuldigde belasting. Het beroep was ongegrond. Toch vraagt hij de inspecteur wel om tegemoet te komen. Kennelijk voelde de rechtbank zich gedrongen deze overweging in de uitspraak op te nemen. Gebruikelijker is dat de rechter een dergelijke hartenkreet tijdens de mondelinge behandeling uit.
Bij fiscaal-bestuurlijke boeten heeft het bestuursorgaan meer discretionaire ruimte voor maatvoering. Niets is tegen het aanhalen van de menselijke maat zonder kwantificeerbare gevolgen daaraan te verbinden (Rechtbank Noord-Holland 26 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:2059, V-N Vandaag 2021/844). Tenenkrommend is dat de inspecteur kennelijk stelde dat een verzuimboete van 100% (€ 2537) geen matiging behoefde, omdat 'geen sprake is van een inkomen op bijstandsniveau'. De rechter matigde de boete tot 50%. Dat een kleine nuance in afweging leidt tot het naar mijn mening misslaan van de plank laat Rechtbank Gelderland 22 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1349, V-N Vandaag 2021/893 zien. De rechtbank oordeelt dat het betalen van een aanslag lang gaat duren en matigt "gelet op de menselijke maat" de boeten met 20%. Ik acht deze formulering ongelukkig, omdat zonder nadere onderbouwing de menselijke maat lijkt te worden gekwantificeerd.
Ik meen dat de menselijke maat geen zelfstandig nieuw beginsel is. De menselijke maat is de wil te komen tot de feiten en een evenredige rechtsbedeling, met inachtneming van alle algemene beginselen. Alleen dan worden de juiste zaken voor de rechter gebracht. De uitspraken laten zien dat ook de rechter nog zoekende is. Vooralsnog kan het menselijke-maatargument met name bij hogere bestuurlijke boeten effect sorteren.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht