Voor het aantonen van de oorsprong van hernieuwbare energiebronnen, zoals aardwarmte en biogas, kent de energiebelasting (EB) momenteel geen certificeringssystematiek. 

In het verleden werd zo’n systematiek alleen gehanteerd bij de postcoderoosregeling. Deze regeling kende – onder voorwaarden – een verlaagd tarief om de lokale opwekking van duurzame energie te stimuleren. Leden van coöperaties konden met ‘garanties van oorsprong’ aantonen waar en hoe de opgewekte elektriciteit werd geproduceerd. Sinds 1 april 2021 is de postcoderoosregeling vervangen door een subsidieregeling, waardoor de EB geen certificeringssysteem meer hanteert. Maar voor hoelang nog? Gezien de toenemende inzet van duurzame energiebronnen, voortvloeiend uit dwingend Europees en nationaal klimaatbeleid, is het aannemelijk dat een dergelijk systeem op termijn zal terugkeren. De transparantie en traceerbaarheid die dat kan bieden maken het mogelijk om een basis te creëren voor gerichter fiscaal beleid dat de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen bevordert.

Technologische vooruitgang, veranderende energiemarkten en klimaatafspraken hebben de EU ertoe gebracht de Energiebelastingrichtlijn (ETD) te herzien. Deze herziening maakt deel uit van het Fit-for-55-pakket, dat voortvloeit uit de in de Green Deal aangekondigde beleidsinitiatieven om de EU in 2050 klimaatneutraal te maken. De herziening richt zich met name op het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen en het verder stimuleren van hernieuwbare energiebronnen. Een van de voorgestelde wijzigingen betreft het indelen van energieproducten in tariefgroepen op basis van de duurzaamheid van hun productie. Zo zou onderscheid kunnen worden gemaakt tussen verschillende soorten waterstof: groene, grijze en blauwe. Hoe de herziening en vervolgens de implementatie in de Nederlandse EB precies zal uitpakken is nog onduidelijk. Vast staat dat het aandeel duurzame energiebronnen zal blijven groeien. Dit komt mede door de Hernieuwbare Energie Richtlijn (RED I, II en III), die verplichtingen bevat voor lidstaten om het aandeel hernieuwbare energie te vergroten. Mede als gevolg van de RED zijn certificeringssystemen binnen de milieusfeer al gangbaar. Daarbij controleert een externe auditor de gehele productieketen. Dit omvat het valideren van het bewijs van oorsprong van grondstoffen en energie tot aan de producent of handelaar. Een voorbeeld betreft het certificeringssysteem voor hernieuwbare brandstofeenheden (HBE’s). Uit de RED-richtlijn volgt de verplichting dat het aandeel hernieuwbare energie – zoals biobrandstoffen – in de transportsector moet toenemen. Nederland heeft dit deels geïmplementeerd via een marktmechanisme waarbij HBE-certificaten verhandelbaar zijn. Een ander voorbeeld is de certificering van biomassa ten behoeve van de SDE++-subsidieaanvraag.

Mijns inziens volgt uit het voorgaande dat het slechts een kleine stap is om binnen de fiscaliteit opnieuw een stabiel certificeringssysteem toe te passen. Met consistente standaarden en betrouwbaar toezicht door een onafhankelijke instantie kan dat bijvoorbeeld zekerheid bieden bij het afbakenen van energiebronnen op basis van hun productiemethode. Daarnaast kan certificering een rol spelen bij het bepalen van voorwaarden voor belastingvrijstellingen, teruggaafregelingen of specifieke tarieven. Door de oorsprong van energiebronnen nauwkeurig te identificeren en te belonen verwacht ik dat een belangrijke stap kan worden gezet in de transitie naar een duurzamer energiesysteem. Certificering heeft daarmee het potentieel om niet alleen de transparantie te vergroten, maar ook de klimaatdoelstellingen te ondersteunen.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Milieuheffingen

21

Gerelateerde artikelen