In de afgelopen 12 jaar is internationale informatie-uitwisseling tussen belastingdiensten van landen onderling enorm toegenomen. Dat begint uiteraard met informatieverstrekking van en over belastingplichtigen aan belastingdiensten. Pas daarna kunnen de belastingdiensten informatie delen.

In EU-verband is de juridische basis voor de uitwisseling bekend onder de noemer DAC. Dat is de inmiddels al vaak aangevulde EU-richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen (directive on administrative cooperation in the field of taxation).

Omdat het een richtlijn betreft, volgt daarop codificatie in nationaal recht, zoals met name in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB). Een van de meest zichtbare stappen was oorspronkelijk uiteraard de uitwisseling van informatie over (destijds geheime) bankrekeningen over de grens. Dat voelt inmiddels al antiek en vanzelfsprekend aan. De meest recente stappen sluiten vooral aan op alle moderne ontwikkelingen. De laatste twee richtlijnaanpassingen zien immers op internet platforms (DAC7) en cryptovaluta (DAC8), waarbij over die laatste in mei jongstleden een EU-akkoord is bereikt (zie V-N 2023/30.13).

Hoewel de verleiding bestaat per richtlijnaanpassing te reageren, is het de moeite waard vanuit verschillende hoeken naar het geheel te kijken. Hoofddoel van de richtlijn is om belastingfraude en -ontwijking te voorkomen. Daar staan administratieve lasten tegenover. Per saldo zou het effect positief moeten zijn. In verschillende mate spelen deze factoren - belastingontwijking beperken en administratieve lasten - bij de opvolgende DAC-aanpassingen. Het lijkt erop dat soms de initiële administratieve lasten aanzienlijk zijn. Daarentegen treedt na enige tijd gewenning op. Ook administraties van ondernemingen zijn in de afgelopen decennia immers aangepast en efficiënter
geworden. Daarmee dalen de administratieve lasten. Toch blijft het risico van overdaad aan vastleggingsverplichtingen overal in de maatschappij en (dus) ook hier een aandachtspunt.

Het nut van meer transparantie ten behoeve van het tegengaan van belastingontwijking is wat mij betreft niet voor discussie vatbaar. Bij een verhoogde pakkans mag worden aangenomen dat grensoverschrijdend of grensopzoekend gedrag wordt teruggedrongen. Harde kwantitatieve resultaten lijken nauwelijks meetbaar. Wat in werkelijkheid vóór de introductie van een richtlijnaanpassing aan ongepaste fiscale transacties bestond, zal niet compleet en tot op de komma in beeld zijn geweest. Anders waren meer informatieverplichtingen immers niet nodig. En omdat de introductie van die uitwisseling er, zoals gezegd, toe zal leiden dat minder vaak ongepaste acties worden ondernomen, is daaraan ook moeilijk een representatief cijfer te koppelen. Daarbij geldt verder dat terugdringing van fiscaal ongewenst gedrag niet alleen door de formele uitwisselingsregels (zoals DAC), maar ook door regels in materieel recht (zoals de Wet VPB 1969 of de Wet BB 2021) wordt bewerkstelligd. Per saldo lijken door de jaren heen de administratieve lasten en het nut van de DAC-richtlijn daarom op een gezond evenwicht uit te komen. Per aanpassing komt de discussie over dat evenwicht echter begrijpelijkerwijs altijd in beeld.

Initiatieven om meer informatie-uitwisseling tot stand te brengen, zullen ongetwijfeld blijven komen. Als de Europese Commissie aan DAC10 toekomt, zou juist dan een gedegen evaluatie van de algehele richtlijn inclusief alle negen wijzigingen mooi passen.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Europees belastingrecht

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

171

Gerelateerde artikelen