Ruud van den Dool waarschuwt (adviseurs) voor de fiscale en civielrechtelijke risico's bij het inrichten van de fiscale posities.

Adviseurs hebben het moeilijk. Kennis van de wet, het bijhouden van verschenen artikelen en jurisprudentie met bijbehorende aantekeningen in een toenemend aantal (vak)bladen zijn op zich al sport. Maar er zijn de laatste jaren nieuwe uitdagingen opgedoken. Oude papieren archieven waren moeilijk toegankelijk, zeker als deze zich in een ver buitenland bevonden. Afstanden vervagen en internationale gegevensuitwisseling wordt steeds eenvoudiger. Dat geldt niet alleen voor recente informatie, maar in toenemende mate ook voor oude informatie. Archieven worden immers ook gedigitaliseerd. Gedigitaliseerde informatie biedt naast diverse voordelen - lagere kosten, eenvoudiger toegankelijkheid of in elk geval doorzoekbaarheid - ook nadelen. Een belangrijk nadeel ligt bij het borgen van de vertrouwelijkheid. Met een druk op de knop kunnen grote hoeveelheden informatie worden gedeeld, niet altijd binnen de grenzen van de gestelde vertrouwelijkheidsnormen.
 
De KB-lux affaire en de Panama Papers zijn evidente voorbeelden van ooit in het buitenland ondergebrachte gegevens die onvindbaar werden geacht, maar uiteindelijk in gedigitaliseerde vorm toch in de openbaarheid kwamen. Voor belastingplichtigen en hun adviseurs is dit een aansporing om bij de inrichting van fiscale posities ervan uit te gaan dat alle structuren (uiteindelijk) in diverse landen openbaar zullen zijn. Negeert men dat uitgangspunt, dan loopt men een serieus risico. Voor belastingplichtigen is dat het risico op navorderingen over steeds langere perioden en (terecht) steeds hogere boeten. De adviseur is met de invoering van de vierde tranche AWB ook evident binnen het bereik van de beboetende overheid gekomen.
 
Maar naast de bestuurlijke aansprakelijkheid uit de Awb is ook de civielrechtelijke aansprakelijk voor de adviseur een risico. Een goed voorbeeld daarvan is het zogenoemde Oxbridge-arrest (HR 21 februari 2014, nr. 11/03900, V-N 2014/12.19). De bedrijfsfiscalist van ABN AMRO (de bank die in diezelfde zaak een schikking van  32 mln. met de Staat trof) is daarbij aansprakelijk geoordeeld voor een schade van kennelijk  17 mln., na eerder al veroordeeld te zijn tot een gevangenisstraf van 32 maanden. Een en ander vanwege betrokkenheid bij belastingontduiking/fraude door bepaalde cliënten. Voor civielrechtelijke aansprakelijkheid gelden de reguliere fiscale navorderingstermijnen niet. Pas zodra de aard en omvang van de schade aan de Staat kenbaar wordt, vangen de termijnen aan om tot een civielrechtelijke verhaalsactie over te gaan. Dat kenbaarheidsmoment kan pas vele jaren na het einde van de fiscale navorderingstermijnen liggen. Als men zwetend het einde van de navorderingstermijn heeft gehaald en met een zucht van verlichting constateert dat niet tijdig een aanslag is opgelegd, is men derhalve nog steeds niet in veilige haven. Reden temeer om als adviseur binnen de door de wet en jurisprudentie getrokken lijnen te blijven. Een kwestieus advies kan jaren na pensionering nog een civiele aansprakelijkstelling opleveren. In het vakantiehuisje met de kleinkinderen een dagvaarding ontvangen, is geen aanlokkelijk vooruitzicht. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.

 

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Bronbelasting

11

Gerelateerde artikelen