Aftrekposten kunnen in de toekomst nog slechts tegen het basistarief van (afgerond) 37% worden vergolden. Dit zou volgens het Regeerakkoord gaan gelden voor ‘alle aftrekposten'. Mijns inziens is dat een goed uitgangspunt, maar enige nuancering is gewenst.
In het Regeerakkoord is – nogal grofmazig – vastgelegd dat het tarief waartegen aftrekposten in de inkomstenbelasting in aanmerking kunnen worden genomen, geleidelijk zal worden afgebouwd. Aftrekposten kunnen in de toekomst nog slechts tegen het basistarief van (afgerond) 37% worden vergolden. Dit zou volgens het Regeerakkoord gaan gelden voor ‘alle aftrekposten'. Mijns inziens is dat een goed uitgangspunt, maar enige nuancering is gewenst.
Het draagkrachtbeginsel ligt ten grondslag aan de inkomstenbelasting. Het besteedbare inkomen vormt in deze belasting de maatstaf om de draagkracht te meten, zij het dat ten aanzien van box 3 ook kan worden betoogd dat vermogen die maatstaf vormt. Veel aftrekposten die fiscaal op het inkomen in mindering kunnen worden gebracht, verminderen in feite niet het besteedbare inkomen, zodat zij geen fundament hebben in de draagkrachtgedachte. Zo leiden aftrekbare kosten uit eigen woning niet tot een verlaging van besteedbaar inkomen maar vormen zij een inkomensbesteding. Dit geldt eveneens voor diverse persoonsgebonden aftrekposten. Zelfstandigenaftrek, investeringsaftrek en MKB-winstvrijstelling verminderen bijvoorbeeld evenmin direct het besteedbare inkomen. Dat neemt overigens niet weg dat enige (tijdelijke) verlaging van de belastingdruk op winstinkomen wel gerechtvaardigd is, aangezien winstinkomen in de regel niet volledig beschikbaar is voor consumptie. De constatering dat genoemde en andere aftrekposten niet direct het besteedbare inkomen verminderen, staat dan ook los van het antwoord op de vraag of zij op andere gronden aanvaardbaar zijn. Er volgt mijns inziens wel uit dat er geen rechtvaardigingsgrond is om de omvang van de belastingkorting die de aftrekpost teweeg brengt afhankelijk van de hoogte van het inkomen te laten zijn. In die zin juich ik de voorgestelde begrenzing in het regeerakkoord toe.
Er zijn echter ook aftrekposten die rechtstreeks het besteedbare inkomen en daarmee de draagkracht verminderen. Ik doel hier op aftrekposten die enkel leiden tot een inkomensverschuiving of die een onvermijdelijke kostenpost vormen ter verkrijging van tegen tabeltarief belast inkomen. Deze inkomensvormende aftrekposten raken direct de grondslag van de belastingheffing. Gedacht kan worden aan de premies voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering van een ondernemer. Ook verdienen vermelding de lijfrentepremies voor een pensioenvoorziening. De aftrekpost wegens de opbouw van een oudedagsreserve door een ondernemer leidt onvermijdelijk op een later moment tot een tegen tabeltarief belaste vrijval van diezelfde oudedagsreserve. Tot slot noem ik de partneralimentatie die in het bestaande stelsel leidt tot een inkomensverschuiving naar de andere partner.
De progressieve tariefstructuur in box 1 staat los van het draagkrachtbeginsel. Gegeven deze structuur is het mijns inziens inconsequent om enerzijds het inkomen waartoe inkomensvormende aftrekposten leiden, tegen het toptarief te belasten en aan de andere kant met de aftrekposten slechts tegen het basistarief rekening te houden. Pensioenopbouw met aftrek tegen het basistarief zou bovendien een ongelijkheid opleveren ten opzichte van de werknemer met een pensioenvoorziening van zijn werkgever. Zijn pensioenaanspraken worden immers niet tot zijn loon gerekend, zodat tegen het toptarief rekening wordt gehouden met de pensioenopbouw. Nuancering van het voornemen in het Regeerakkoord om alle aftrekposten tegen het basistarief te vergelden, is dan ook geboden.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Inkomstenbelasting