"Kan art. 53 AWR wel een deugdelijke basis vormen voor een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer?" Dit was een van de vragen die ik in mijn vorige UITVERGROOT (V-N 2014/14.0) stelde. Daarbij haalde ik de zaak SMSParking aan. De Belastingdienst verzocht SMSParking op grond van art. 53 AWR om alle parkeergegevens aan te leveren van alle klanten over het jaar 2012. De Belastingdienst wil deze gegevens gebruiken voor diverse belastingen. De Belastingdienst filtert de kentekens op fiscale relevantie en identificeert de bijbehorende persoon als sprake is van een 'hit' in het systeem. Een 'hit' betekent dat het voertuig volgens het systeem uitsluitend voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt, dan wel een geschorst kenteken heeft, ofwel tot de bedrijfsvoorraad van een autohandelaar behoort.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelde dat de inbreuk niet werd gerechtvaardigd door het nagestreefde doel. Dit oordeel houdt in hoger beroep bij Hof Den Bosch geen stand (zie V-N 2014/43.6). Niet in geschil is bij het hof dat de informatie fiscaal relevant kan zijn. Het hof oordeelt dat het ruime verzoek gerechtvaardigd is om het economisch welzijn in Nederland te waarborgen. Bij de proportionaliteitstoets geeft het hof aan dat het feit dat gegevens uit een omvangrijk databestand moeten worden aangeleverd, niet per definitie met zich meebrengt dat disproportioneel wordt gehandeld. Het gaat in dit geval namelijk om een controle van meer dan drie miljoen voertuigen. Hierbij wordt niet verzocht om de persoonlijke gegevens van de klanten te verstrekken, maar slechts het kenteken. Deze twee zaken hebben naar mijn mening niets van doen met de proportionaliteit van het verzoek.
Dit oordeel is dan ook erg kort door de bocht. Een groot deel van de informatie is fiscaal niet relevant. Een wezenlijk verschil derhalve met de eerdere zaken waarbij serievragen werden toegelaten. Daarnaast gaat het hof er aan voorbij dat persoonsgegevens alleen mogen worden verwerkt als zij voor de doeleinden waarvoor zij worden verzameld, "toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn" (art. 11 Wbp). Het is voor de Belastingdienst bovendien eenvoudig de identiteit bij het kenteken te achterhalen en door de vastlegging met tijd en plaats raakt dit wel degelijk iemands privacy.
SMSParking betoogt dat de Belastingdienst ook zelf kentekens kan fotograferen. Dit verweer wordt in het kader van het subsidiariteitsbeginsel van de hand gewezen, omdat een dergelijk onderzoek niet minder inbreuk maakt en bovendien erg arbeidsintensief is. SMSParking bood nog aan een voorselectie te maken van de gegevens. Dit kan volgens de rechter de privacy van een groot aantal burgers aantasten, aangezien SMSParking als commerciële partij niet aan dezelfde spelregels is gebonden als een overheidspartij. Naar welke spelregels wordt verwezen, is niet duidelijk. De Belastingdienst neemt bij derdenonderzoeken namelijk zelf het standpunt in dat ook derden geheimhouding moeten betrachten op grond van art. 67 AWR in het kader van de uitvoering van de belastingwet. Voor de rechtsontwikkeling zou het goed zijn als de verschillende rechtsvragen in cassatie nog eens aan de orde komen (of bij voorkeur zelfs op Europees niveau).
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Bronbelasting