‘De voorstellen “may affect the sovereignty of jurisdictions”’, aldus een voetnoot op de laatste pagina van de laatste bijlage. Het betreft het consultatiedocument van 8 november 2019 van het G20/OECD Inclusive Framework on BEPS inzake Pillar Two.
Pillar Two is onderdeel van het werkprogramma van het Inclusive Framework en staat bekend als het ‘Global Anti-Base Erosion (GloBE)’-voorstel. Hoewel staten zich niet hebben gecommitteerd aan de uitkomst, lijkt de politieke druk om tot resultaten te komen groot. De kans lijkt dan ook reëel dat er in ieder geval ‘iets’ uit het project zal voortkomen.
De opmerking over soevereiniteit verdient wat mij betreft een meer prominente plaats. Pillar Two onderzoekt de mogelijkheid van een wereldwijde minimale effectieve winstbelastingdruk op ondernemingswinsten. Die druk zal worden bepaald naar een ‘GloBE-tarief’ over een ‘GloBE-grondslag’. Staten bepalen hun nationale winstbelastingtarief maar kunnen of moeten – afhankelijk van de uitkomsten van Pillar Two – vervolgens de minimale belastingdruk bewerkstellingen via ‘income inclusion’-, ‘undertaxed payments’-, ‘switch-over’- en ‘subject to tax’-regels. Het document benadrukt dat een bodemtarief de prikkel tot winstverschuiving wegneemt en de belastingconcurrentie tussen staten beperkt.
Over de wenselijkheid van een wereldminimumbelastingdruk wordt niet geconsulteerd. En ook de impact op de soevereiniteit laat het consultatiestuk onbesproken. De GloBE-regels laten landen geen ruimte om kapitaalimportneutraliteit na te streven voor grensoverschrijdend actief inkomen als de ondernemingsactiviteiten worden verricht in een jurisdictie met een ‘te lage’ belastingdruk. Het is nog niet bekend aan welk percentage dan moet worden gedacht. De GloBE-regels werken bovendien mechanisch; een belastingontwijkingsmotief of kunstmatigheid is geen toepassingsvoorwaarde. Vanuit ‘base erosion and profit shifting’ bestrijding zouden ‘substance-based carve-outs’ voor reële ondernemingsactiviteiten eerder voor de hand liggen. Het document merkt echter nadrukkelijk op dat “[S]uch carve-outs would undermine the policy intent and effectiveness of the proposal”. Met andere woorden; hoe meer carve-outs, hoe minder GloBE. En dat lijkt niet de insteek.
Dat roept vragen op. Wat is het streven? Is GloBE een eerste aanzet voor een wereldwinstbelastingsysteem onder regie van de G20/OECD? Hoe staan de staten van het Inclusive Framework in de discussie? Welke mate van autonomie achten zij wenselijk als het gaat om de winstbelasting van ondernemingen? Staten hebben zich niet vooraf gecommitteerd aan de uitkomst. Binnen de Europese Unie verzetten lidstaten zich tegen een minimum effectief belastingtarief en een Common (Consolidated) Corporate Tax Base, vaak met als argument de inperking van hun autonomie. Misschien kijken staten daar binnen het Inclusive Framework anders tegenaan, misschien ook wel niet. Dat zou toch in ieder geval moeten worden besproken.
Voor Nederland zou GloBE een wijziging van het internationale fiscale beleid betekenen. GloBE doorkruist de kapitaalimportneutraliteit waar Nederland naar streeft, bijvoorbeeld via de deelnemingsvrijstelling en objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten. De Staatssecretaris van Financiën heeft per brief van 13 november 2019 gereageerd op het consultatiedocument. Uit die brief valt echter niet goed op te maken wat de beleidsinzet van Nederland nu precies is. Ook de nieuwe Notitie Fiscaal Verdragsbeleid moet nog verschijnen.
Op maandag 9 december 2019 vindt de consultatiebijeenkomst plaats. De publieke input is op moment van schrijven nog niet bekendgemaakt. Hopelijk krijgt de soevereiniteitskwestie daar een wat nadrukkelijker podium.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Internationaal belastingrecht