Een interessante vraag is wat er na de ratificatie van het multilaterale verdrag gaat gebeuren. Het MLI leidt tot aanpassing van bestaande bilaterale belastingverdragen. Maar dan moet een bestaand bilateraal verdrag onder de reikwijdte van het MLI zijn gebracht door de beide verdragspartijen bij een bilateraal belastingverdrag en beide landen met betrekking tot een bepaald onderwerp dezelfde keuzes hebben gemaakt.
Op 22 maart jongstleden heeft Slovenië als vijfde land het Multilaterale Instrument (MLI) geratificeerd, waardoor dit multilaterale verdrag op 1 juli 2018 in werking zal treden. Nederland is op dit moment druk doende met de ratificatie van het MLI; het goedkeuringswetsvoorstel is onlangs bij de Tweede Kamer ingediend. Het is op dit moment nog niet duidelijk op welk moment de ratificatie ervan zal zijn afgerond.
Een interessante vraag is wat er na de ratificatie van het multilaterale verdrag gaat gebeuren. Zoals bekend, leidt het MLI tot aanpassing van bestaande bilaterale belastingverdragen. Hiervoor is wel nodig dat een bestaand bilateraal verdrag onder de reikwijdte van het MLI is gebracht door de beide verdragspartijen bij een bilateraal belastingverdrag en deze beide landen met betrekking tot een bepaald onderwerp dezelfde keuzes hebben gemaakt. Vooral met betrekking tot de gemaakte keuzes zijn er bij de Nederlandse verdragspartners grote verschillen te bespeuren. Nederland heeft vrijwel alle bepalingen uit het MLI overgenomen en stelt zich dus zeer coöperatief op. De vergelijking met het braafste kind uit de klas dringt zich dan toch wel nadrukkelijk op.
Bij de Nederlandse verdragspartners is er een gevarieerd beeld. Zo is duidelijk dat de VS niet voornemens is om het MLI te ondertekenen. Het belastingverdrag tussen de VS en Nederland bevat reeds geruime tijd een gedetailleerde "limitations-on-benefits" (LOB)-bepaling. Dit is echter niet voldoende om te voldoen aan de BEPS-minimumstandaarden waaraan zowel de VS als Nederland zich hebben gecommitteerd. Dit betekent dat er op redelijk korte termijn met de VS zal moeten worden onderhandeld over aanpassing van het bestaande belastingverdrag.
Met India ligt de zaak eenvoudiger. Evenals Nederland heeft India vrijwel alle MLI-bepalingen overgenomen. Het overgrote deel van de BEPS-bepalingen zal dan ook toepassing gaan vinden in de relatie tussen Nederland en India, zodra beide landen de ratificatie van het MLI hebben afgerond en het MLI voor de beide landen van toepassing is. De reputatie van de Indiase belastingdienst en het feit dat de zaak bij geschillen tussen de Indiase belastingdienst en belastingplichtigen in vrijwel alle gevallen aan de Indiase rechter wordt voorgelegd, zullen ertoe leiden dat Nederlandse belastingplichtigen met meer procedures in India te maken zullen krijgen. Hier komt nog bij dat India (anders dan Nederland) onder belastingverdragen geen bindende arbitrage wenst overeen te komen, waardoor de regeling voor onderling overleg niet als volwaardig alternatief voor een gang naar de Indiase rechter is.
Ten slotte kan worden gewezen op de posities van China en Korea. Beide landen zijn zeer terughoudend geweest met het overnemen van MLI-bepalingen anders dan de minimumstandaardbepalingen en hebben bijvoorbeeld een voorbehoud gemaakt voor de bepalingen die zien op uitbreiding van het vaste-inrichtingsbegrip. Dit betekent dat het vaste-inrichtingsbegrip onder de Nederlandse belastingverdragen met China en Korea niet of nauwelijks zullen worden aangepast ten gevolge van het MLI en we blijven modderen met een verouderd begrip. Heronderhandeling van deze verdragen lijkt dan geboden.
De tijd zal het leren, maar momenteel is er eigenlijk nog bar weinig duidelijk.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Internationaal belastingrecht