Hans van Ruiten betoogt dat een opdrachtgever in het geval van ROW geen BSN aan de Belastingdienst mag verstrekken, doch dat zonder dat nummer de gegevens niet gebruikt kunnen worden.
Vóór 1 februari a.s. moeten administratieplichtigen desgevraagd aan de fiscus opgave doen van betalingen die zij in 2016 hebben gedaan aan resultaatgenieters (art. 53 lid 1 onderdeel a jo. art. 47 lid 1 onderdeel a AWR). Dit gebeurt door middel van de zogenoemde IB47-verklaring. Daarop worden de volgende gegevens van de resultaatgenieter ingevuld: naam, adres, woonplaats, geboortedatum, IBAN, bedrag (inclusief kostenvergoedingen), periode waarin het bedrag is genoten en Burgerservicenummer (‘BSN'). Bij dat BSN gaat het fout.
Art. 24 lid 1 Wet Bescherming Persoonsgegevens (‘WBP') zegt het volgende:
‘‘Een nummer dat ter identificatie van een persoon bij wet is voorgeschreven, wordt bij de verwerking van persoonsgegevens slechts gebruikt ter uitvoering van de betreffende wet dan wel voor doeleinden bij de wet bepaald''.
Het gebruik van het BSN voor fiscale doeleinden moet derhalve altijd steunen op een wettelijke grondslag.
Zo'n wettelijke grondslag is er ten aanzien van werknemers. Inhoudingsplichtigen moeten nieuwe werknemers identificeren en hun BSN alsmede een kopie van hun identificatiebewijs opnemen in de loonadministratie (art. 28 lid 1 onderdeel f Wet LB 1964). In verband hiermee zijn werknemers gehouden om hun identiteitsbewijs aan de werkgever ter inzage te verstrekken en toe te staan dat hiervan een kopie wordt gemaakt en bewaard (art. 29 lid 1 Wet LB 1964). De bewaarplicht loopt tot ten minste vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is geëindigd (artikelen 7.5 en 7.9 Uitv.reg. LB 2011). Daarnaast geldt het verplichte gebruik van het BSN ten behoeve van de belastingheffing voor enkele hiertoe door de Staatssecretaris van Financiën aangewezen gevallen (art. 49a AWR jo. Uitv.reg. verplicht gebruik BSN), waaronder vergoedingen aan stagiaires en bij inlening van personeel en onderaanneming. De wettelijke procedure is dat een dergelijke aanwijzing door de staatssecretaris pas geschiedt, nadat bij de Autoriteit Persoonsgegevens advies is ingewonnen (art. 49a AWR jo. art. 51 lid 2 WBP). Tot slot is het gebruik van het BSN opgelegd aan de financiële sector in het kader van de automatische renseignering (art. 53 leden 2 en 3 AWR jo. art. 10.8 Wet IB 2001 jo. art. 22 Uitv.besl. IB 2001). De belastingplichtige moet daarom zijn BSN aan de financiële instelling verstrekken (art. 47b AWR), een verplichting die komt naast de identificatie ingevolge de Wwft.
Een soortgelijke wettelijke basis voor de verwerking van het BSN van resultaatgenieters ontbreekt. Administratieplichtigen hebben geen bevoegdheid om dit nummer bij resultaatgenieters op te vragen. Met het voorgeschreven IB47-formulier zet de Belastingdienst hen daar echter wel toe aan, wat resulteert in een schending van de WBP. Dit kan onder meer leiden tot een bestuurlijke boete van maximaal € 820.000, een last onder dwangsom en/of een verplichting tot betaling van een (im)materiële schadevergoeding aan de resultaatgenieters. Het is onacceptabel dat de Belastingdienst dit doet, al jarenlang, en dat de Autoriteit Persoonsgegevens dit laat gebeuren. De Belastingdienst mag alleen vragen om invulling van de IB47 zonder vermelding van BSN. Daarmee wordt de IB47-opgave zinloos. De gegevens kunnen dan niet meer digitaal worden verwerkt.
Hoog tijd dat beide autoriteiten eens bij elkaar op de koffie gaan. Van de Bezuidenhoutseweg 30 naar het Korte Voorhout 7 in Den Haag: een korte wandeling over het Malieveld volstaat.
51