Een van de follow-up-acties van het BEPS-project van de OESO/G20 betreft de fiscale uitdagingen van de digitalisering van de economie. We zijn inmiddels aanbeland bij het eindspel met voorstellen voor een tweepijleroplossing. In deze column wil ik ingaan op Pijler 2.
Volgens een op 1 juli 2021 gepubliceerde verklaring gaat het bij Pijler 2 om:
‘‘– two interlocking domestic rules (. .. Global anti-Base Erosion Rules (GloBE) rules): (i) an Income Inclusion Rule (IIR), which imposes top-up tax on a parent entity in respect of the low taxed income of a constituent entity; and (ii) an Undertaxed Payment Rule (UTPR), which denies deductions or requires an equivalent adjustment to the extent the low tax income of a constituent entity is not subject to tax under an IIR; and
– a treaty-based rule (the Subject to Tax Rule (STTR)) that allows source jurisdictions to impose limited source taxation on certain related party payments subject to tax below a minimum rate. The STTR will be creditable as a covered tax under the GloBE rules.’’
De OESO heeft een overzicht gepubliceerd van 134 van de 140 leden van het BEPS Inclusive Framework die uiterlijk op 31 augustus 2021 hebben ingestemd met de tweepijleroplossing. Zes landen - Estland, Ierland, Hongarije, Kenia, Nigeria en Sri Lanka - hebben zich tot nu toe niet kunnen vinden in de tweepijleroplossing. Ierland is een verklaard tegenstander van het minimumwinstbelastingtarief van 15%, wat, gelet op het Ierse tarief van 12,5%. ook niet verbazingwekkend is. Ook de posities van Estland en Hongarije wekken weinig verbazing. Het beleid van deze landen om buitenlandse investeringen aan te trekken, hangt nauw samen met het in die landen geldende (lage) VPB-tarief.
Interessanter is de vraag waarom Kenia, Nigeria en Sri Lanka zich (nog) niet achter de tweepijleroplossing hebben geschaard. Het waarom is op dit moment niet duidelijk. De Pijler 2-voorstellen belemmeren ontwikkelingslanden in het verstrekken van tax incentives aan buitenlandse investeerders. Het is de vraag of dit een slechte ontwikkeling is. Ontwikkelingslanden worden door de omstandigheden vaak gedwongen om ruimhartig tax incentives te verstrekken, terwijl ze dit liever niet doen. Pijler 2 zou een zogenoemde race to the bottom voorkomen. Volgens Africacheck.org kosten tax breaks Kenia bijvoorbeeld jaarlijks ongeveer 6% van het BBP (https://africacheck.org/fact-checks/reports/tax-incentives-cost-kenya-6-gdp-theres-no-globalstandard).
Een ander element van Pijler 2 is dat de vestigingsstaat van de moedermaatschappij belasting mag bijheffen als van een dochteronderneming in een ander land minder belasting is geheven dan het minimumtarief. Veelal zal de moedermaatschappij zijn gevestigd in een ontwikkeld land.
Het ligt voor de hand dat landen, wanneer tax incentives niet langer effectief zijn, hun aandacht zullen verleggen naar andere incentives. Of Pijler 2 daarom in de praktijk veel gaat veranderen, blijft de vraag.