De met de belastingrente gediende budgettaire doelen zijn niet verenigbaar met de verzuimrentegedachte, waarop zij is gebaseerd. Een belastingschuld is een bestuurlijke geldschuld als elke andere. De regeling moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat de belastingrente is gebaseerd op de regeling van de verzuimrente in het bestuursrecht en als prikkel dient tot het tijdig en correct voldoen aan de aangifte- en informatieverplichtingen (vgl. de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 5 juli 2018, Kamerstukken I 2017/18, 34785, L, p. 1-2).

Bij de bedoelde verzuimrente gaat het echter om het voldoen aan een andere verplichting. Het betreft namelijk de wettelijke rente die een schuldenaar van een bestuursrechtelijke geldschuld is verschuldigd over de periode waarin hij met de voldoening van die geldschuld in verzuim is geweest (vgl. art. 4:98 lid 1 Awb). Deze wettelijke rente is, net als in het civiele recht, een (gefixeerde) vergoeding van de door de schuldeiser ten gevolge van de vertraging in de betaling geleden schade (vertragingsschade).

Dat dit voor de belastingrente niet zou gelden, overtuigt mij niet. Een (materiële) belastingschuld is immers ook een bestuursrechtelijke geldschuld. De regeling van de belastingrente komt er volgens de brief van de staatssecretaris in grote lijnen op neer dat de inspecteur belastingrente in rekening brengt als het opleggen van een belastingaanslag met een door de belastingplichtige te betalen bedrag door toedoen van die belastingplichtige te lang op zich laat wachten (‘‘verzuim van belastingplichtige’’; zie p. 1 van genoemde brief). De van deze regeling uitgaande prikkel tot het tijdig en correct voldoen aan andere fiscale verplichtingen, is daarvan slechts een indirect effect. De wet kent reeds de verzuim- en vergrijpboeten en de omkering en verzwaring van de bewijslast als prikkel tot nakoming van de in de brief bedoelde fiscale verplichtingen door de belastingplichtige.

Voor vennootschapsbelastingschulden geldt een hogere belastingrente (8% of meer) dan voor andere belastingschulden (4% of meer). Het zijn echter allemaal bestuursrechtelijke geldschulden. De in de wetsgeschiedenis gemaakte vergelijking met het in het civiele recht geldende onderscheid tussen de wettelijke rente die is verschuldigd bij handelstransacties en bij niet-handelstransacties, is dan ook gezocht. Het daarop gebaseerde verschil in rentepercentages is dientengevolge kunstmatig en dient alleen een budgettair belang. Dit laatste geldt ook voor de wettelijke minimumpercentages van 4 en 8 (vgl. art. 30hb AWR), zo blijkt uit de wetsgeschiedenis (vgl. p. 6 van genoemde brief).

De met de belastingrente gediende budgettaire doelen zijn niet verenigbaar met de verzuimrentegedachte, waarop zij is gebaseerd. Een belastingschuld is een bestuurlijke geldschuld als elke andere. Er is geen goede reden om de vertragingsschade ten gevolge een betalingsverzuim van een belastingschuldige op een hoger rentepercentage te fixeren dan dat van de wettelijke rente. Voor zover het verschuldigde rentepercentage hoger uitpakt dan dat van de wettelijke rente, is geen sprake van vergoeding van vertragingsschade, maar van een als belastingrente vermomde verhoging van de verschuldigde belasting. Dit was ten tijde van de invoering van de belastingrente (2013) politiek nog wel verdedigbaar, gegeven de financiële crisissituatie waarin het land toen verkeerde. Die rechtvaardiging gaat echter niet langer op. Er ontbreekt daarom nu een reden om voor belastingschulden een ander percentage te hanteren dan dat van de wettelijke rente voor niet-handelstransacties. De regeling moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Bronbelasting

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

51

Gerelateerde artikelen