De coronatijd met zijn beperkingen geeft ook nieuwe mogelijkheden. Ik heb die tijd benut om een leesachterstand in te halen. Zo vond ik op de punt van mijn bureau de uitgave "Innovatie in de rechtspraak: naar een meer maatschappelijk effectieve rechtspleging", jaargang 2019, aflevering 1, een uitgave van de Raad voor de rechtspraak.

Deze Uitvergroot bereikt niet dat hoge wetenschappelijke niveau en is meer ingestoken op de pragmatiek van de dagelijkse rechtspraktijk. Voeten in de modder zogezegd.

Een innovatie die spontaan in de rechtspraktijk is opgetreden en inmiddels min of meer is ingeburgerd, is de volgende. Menige hofuitspraak begint met het overnemen van de tussen partijen vaststaande feiten, welke feiten het hof waar nodig aanvult. Datzelfde geldt voor het citeren van de rechtsoverwegingen van de rechtbank, waarna het hof zelfstandig tot zijn overwegingen en een oordeel komt. Dat alles vormt in mijn ogen geen verlies aan kwaliteit. Het hoger beroep behoudt zijn functie van volledige herkansing waar alles weer op tafel ligt, behoudens voor zover de feiten vaststaan. Belangrijk is het gesprek dat met partijen tijdens de mondelinge behandeling wordt gevoerd. Voor het draagvlak voor het accepteren van de uitkomst van het hoger beroep kan dat laatste niet voldoende op waarde worden geschat. Dat geldt uiteraard ook voor de behandeling van de zaak bij de rechtbank. Het doen aan verwachtingsmanagement jegens partijen in de vorm van het geven van een voorlopig oordeel en waar mogelijk het beperken van het aantal geschilpunten, is daarbij van groot belang. Dit alles draagt ook bij aan een vlot oordeel op het hoger beroep.

Dat alles is een positief te waarderen vorm van terugkoppeling, naast de periodieke feedback van het hof aan de rechtbank wellicht in de van vorm een jaarlijks ressortsoverleg en de reguliere terugmelding van een beslissing op het hoger beroep. Dat niet louter "ter lering ende vermaeck" maar een bijdrage aan de permanente collegiale bijscholing waarvan de rechtspraktijk beter wordt. Overigens is er voor de rechtbank geen groter compliment dan dat het hof zich met de overwegingen en het eindoordeel van de rechtbank verenigt en tot de zijne maakt. Met behoud van kwaliteit kan dusdoende een versnelling in het doen van uitspraak in hoger beroep worden bereikt. Ook scherpt dat bij partijen in dat de rechtbank een juiste beslissing heeft genomen. Voor degenen die veel procederen, sommige jaarlijks en die zijn er genoeg, is dat ook een signaal.

Ik stel mij – wellicht te vrijmoedig – op het standpunt dat de feitenrechters hiermee datgene spontaan doen waartoe de Hoge Raad in de artikelen 80a en 81 Wet RO van de wetgever uitdrukkelijk de mogelijkheid heeft gekregen. Het is bij mij niet aan enige twijfel onderhevig dat, ondanks het schijnbaar louter aanhalen van de tekst van de voormelde bepalingen, de Hoge Raad grondig naar het cassatieberoep heeft gekeken. Zeker in deze tijd, waarbij zittingen moeilijk zijn te plannen en het aantal zittingsrijpe zaken oploopt, met negatieve gevolgen voor de doorlooptijden, is versnelling in de afdoening voor alle betrokkenen een win-winsituatie.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

8

Gerelateerde artikelen