Tot ik het levenslicht zag was mijn vader stuurman op de grote vaart. Eenmaal aan de wal kon hij daar mooie en leerzame verhalen over vertellen. Een daarvan ging over het uitzetten van koersen, het vasthouden eraan en bij bijzondere omstandigheden het afwijken ervan.

De arbeidsmarkt is vanaf het begin van deze eeuw op drift geraakt. Het (vaste) arbeidscontract raakte uit de gratie en flexarbeid kwam op, onder andere het werken met en als zelfstandige zonder personeel. In 2015 werd in het rapport IBO ’Zelfstandigen zonder personeel’ geconcludeerd dat het beleid ten aanzien van het werken met en als ZZP’er voor verbetering vatbaar was. Een jaar later kwam een einde aan de Verklaring arbeidsrelatie, omdat schijnzelfstandigheid daardoor toenam. Maatschappelijke onrust zorgde in datzelfde jaar voor een handhavingsmoratorium dat bijna  10 jaar van kracht is en op 1 januari 2025 eindigt. In de tussentijd zijn vele beleidsopties langsgekomen, maar het bleken nagenoeg alle krabbende ankers. Niet de adviezen van de Commissie Regulering van Werk. Het mede daarop gebaseerde conceptwetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) oogstte echter veel kritiek. Zie daarover mijn Uitvergroot in V-N 2023/54.0 ’Echte ondernemers zijn geen werknemers’. Het Hoofdlijnenakkoord 2024-​2028 van de vier formerende politieke partijen lijkt op dit thema koersvast. "Zekerheid op de arbeidsmarkt wordt gestimuleerd, bijvoorbeeld voor echte zelfstandigen (zzp’ers) in het zelfstandigenbeleid en door regulering van de uitzendsector. Daarnaast streven we naar meer vaste contracten voor werknemers. Daartoe wordt de wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) voortgezet." De vraag is natuurlijk wat uiteindelijk in die wet(ten) terecht komt. De wens van vele (schijn)zelfstandigen en hun opdrachtgevers zijn scherpe ondernemerscriteria. Ondernemerscriteria vinden we vooral terug in de inkomstenbelastingwetgeving en daarop gebaseerde rechtspraak. In het Deliveroo- arrest geeft de Hoge Raad ook handvatten wanneer bepaalde ondernemerscriteria kunnen duiden op de afwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Tegelijk is het arbeidsrecht dwingendrechtelijk van aard en is het niet logisch om daarin scherpe ondernemerscriteria op te nemen. Misschien is nog wel iets meer balans in het conceptwetsvoorstel te brengen. Echte ondernemers hoeven naar mijn mening niet te vrezen voor de Wet VBAR.

In dezelfde week van het verschijnen van het Hoofdlijnenakkoord publiceerde de Algemene Rekenkamer het Verantwoordingsonderzoek Ministerie van Financiën en Nationale Schuld, met daarin de vermelding dat het aantal ingehuurde vermoedelijke schijnzelfstandigen bij (onderdelen van) het Ministerie van Financiën is opgelopen van 600 naar ruim 1000. Met de Algemene Rekenkamer ben ik van mening dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is, te meer omdat de Algemene Rekenkamer een jaar eerder ook al rapporteerde over de inhuur van schijnzelfstandigen. Het Ministerie van Financiën hoort gewoon het goede voorbeeld te geven. Met de oplopende aantallen schijnzelfstandigen wordt tevens de geloofwaardigheid van de Belastingdienst in het toezicht op het spel gezet.

De vastgelopen schepen, in de politiek en de uitvoeringspraktijk, moeten losgetrokken worden. De bonus van de Europese Unie (Herstel en Veerkrachtplan) ligt klaar om opgehaald te worden. Dit alles vereist stuurmanskunst met verantwoordelijke stuurlui en een kapitein die koersvast zijn. Gooi de trossen maar los!

Informatiesoort: Uitvergroot

Focus: Focus

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Arbeidsrecht

1010

Gerelateerde artikelen