Op 2 december verscheen het advies van de Raad van State (RvS) ter zake van de Wet werkelijk rendement box 3. Kort en krachtig vraagt de RvS het kabinet het huiswerk over te doen. De RvS constateert onder meer dat een integrale visie op box 3 wordt gemist.
De RvS noemt ook enkele alternatieven. Het eerste is een forfaitair rendement op basis van een risicoloze rentevoet met een tegenbewijsregeling. Het tweede is een vermogenswinstbelasting. Het derde is niet een echt apart alternatief, maar toevoeging aan de andere alternatieven in de vorm van een brede vermogensbelasting.
Bij de suggestie voor een brede vermogensbelasting staat in een voetnoot dat dit gecombineerd dient te worden met een anticumulatieregeling. Daarbij wordt verwezen naar de regeling zoals die gold tot 2001, bij de ouderen onder ons ook wel bekend als de 68%-regeling (voor de nog wat ouderen: voor 1994 de 80%-regeling). Onder het regime van de Wet IB 1964 en de Wet VB 1964 werd veel gepland op het behalen van zoveel mogelijk niet-belaste vermogenswinsten en zo min mogelijk belaste inkomsten. Door toepassing van de 68%-regeling werd dan ook relatief weinig of zelfs geen vermogensbelasting betaald. Inmiddels is een groot aantal van de lekken van destijds gedicht. Denk bijvoorbeeld aan de gebruikelijkloonregeling. Daarnaast zullen vermogensaanwassen of vermogenswinsten nu ook onder het inkomen vallen. Dat neemt niet weg dat met een hoge(re) belastingdruk de neiging om het inkomen (in de meeste jaren) kunstmatig laag te houden niet mag worden onderschat.
Een belangrijk onderdeel in de discussie ter zake van de aanpassing van box 3 is de uitvoerbaarheid. Of wellicht beter gezegd: de (over)belasting van de Belastingdienst. Bij een brede vermogensbelasting moeten alle activa worden gewaardeerd, inclusief box 1-belangen in ondernemingen en box 2-belangen in aandelen. Zeker met verdere complicaties als een anticumulatieregeling vraag ik me af of een extra vermogensbelasting een oplossing is.
Ten slotte merk ik op dat de RvS bij de suggestie voor de vermogenswinstbelasting noemt dat Nederland een van de weinige landen is die geen vermogenswinstbelasting kent voor particulieren. Dat is volstrekt juist. In aanvulling daarop kan wel worden opgemerkt dat er ook maar een zeer beperkt aantal landen is dat een vermogensbelasting kent, zie https://taxsummaries.pwc.com/quick-charts/net-wealth-worth-tax-rates. Binnen de OESO zijn dat met name Spanje, Noorwegen, Zwitserland en – alleen voor onroerend goed – Frankrijk. Toegegeven, dat lijkt in ieder geval een bredere groep dan het aantal landen met een vermogensaanwasbelasting, maar is nog steeds wel een heel select groepje landen. Achtergrond zal mede zijn dat vermogen de accumulatie is van inkomsten. Het verkrijgen van die inkomsten is al belast, vermogensbelasting voelt als dubbelop. Dat betekent dat er veel weerstand is van belastingplichtigen.
Mijn conclusie is dat herinvoering van de vermogensbelasting voor de adviespraktijk en de Belastingdienst veel werk zal opleveren. Maar of het een goed idee is betwijfel ik.