BTW’ers zijn het eens over één standpunt uit het Hoofdlijnenakkoord 2024-2028, dat de naam HOOP, LEF en TROTS meekreeg. Het afschaffen van een aanzienlijk aantal BTW-posten getuigt van LEF.

De voorgestelde afschaffing lijkt op de schoonmaak van de zolder, die al vaker is voorgenomen maar nog niet is waargemaakt. Gaat het deze keer lukken? Misschien wel. De plannen die met HOOP en TROTS gemoeid zijn kosten namelijk zoveel geld, dat het niet verkopen van wat op zolder is verzameld geen reële optie lijkt. Maar of deze verkoop ook tot opruiming gaat leiden …?

De budgettaire bijdrage in het akkoord stelt dat het verlaagde BTW-tarief per 2026 zal vervallen voor logies en culturele goederen en diensten, en voor het gelegenheid geven tot sportbeoefening, baden daaronder begrepen. Daarna geldt dus het algemene tarief van 21%. Wel wordt een aantal uitzonderingen gemaakt (campings, dagrecreatie en bioscopen). Het is desondanks welkom dat deze uitzonderingen beperkt lijken te blijven tot afzonderlijke posten in de Wet OB 1968. Dit voorkomt nieuwe afbakeningsdiscussies, die ontstaan wanneer binnen BTW-posten wijzigingen worden aangebracht. En bovendien; blijven in die hoek op zolder niet altijd een paar spullen van een oudtante staan waar we geen afscheid van kunnen nemen?

Maar wat is nu de doelstelling van het meerderheidskabinet, dat we niet als zodanig mogen benoemen? Het hoofdlijnenakkoord vermeldt daar opvallend genoeg niets over. De onderbouwing wordt daarmee aan het komend kabinet gelaten. Een meer doeltreffende en doelmatige besteding van overheidsmiddelen lijkt geen doelstelling op zich. Het Ministerie van Financiën heeft meerdere rapporten gepubliceerd over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de verlaagde BTW-tarieven, die niet positief uitvallen. Het advies is om deze ‘subsidies’ om te vormen naar meer doeltreffende en doelmatige subsidiemethoden. Dan is mogelijk minder geld nodig voor gelijke of betere resultaten. Echter, de voorgestelde omvorming van subsidies is niet terug te vinden in het hoofdlijnenakkoord. Er is wél afschaffing, maar geen alternatief subsidie-instrument. Dit is voor de sector een harde klap, die logischerwijs tot veel reacties leidt. Het afschaffen van verlaagde tarieven kan zeker wél van een vereenvoudigingsdoelstelling worden voorzien. De afschaffing van verlaagde BTW-tarieven leidt immers in algemene zin tot minder discussie in de praktijk, minder procedures en meer rechtszekerheid. Wel ontstaan er nieuwe discussies. Denk bijvoorbeeld aan de concurrentieverstoring door een ander BTW-tarief voor campingplaatsen en hotels.

Als het toekomstige kabinet LEF toont, dan houdt het vast aan deze koers en behaalt het mogelijk vereenvoudiging, wat een goed verdedigbare doelstelling is. Zwicht het voor druk vanuit de sector en neemt het kabinet (of de Kamer) toch weer BTW-uitzonderingen op, dan is dat niet onbegrijpelijk bij gebrek aan subsidies voor hardgeraakte sectoren. Echter, een paar kleine uitzonderingen maken niet het verschil zolang er linksom of rechtsom ongeveer twee miljard moet worden opgehaald. In dit scenario van afschaffing mét aanvullende BTW-uitzonderingen wordt dus wel de sector geraakt, maar geen versimpeling bereikt. Dan lijkt er geen sprake meer van een ‘opruiming’ van de zolder maar eerder van een executieverkoop.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Omzetbelasting

Focus: Focus

883

Gerelateerde artikelen