Ik houd van logica. Is er bijvoorbeeld een probleem, dan moet daarvoor een oplossing komen. Daarbij geldt: 'voorkomen is beter dan genezen.' Maar het kan ook doorslaan, want we kunnen niet alles voorkomen. Zo moet er ook daadwerkelijk een probleem zijn en moet de oplossing in verhouding staan tot de ernst van het probleem.
Waar wettelijke maatregelen 'acceptabel, noodzakelijk en proportioneel' moeten zijn, ontbreekt vaak de logica. Over administratieve lastenverlichting voor ondernemers gaat het allang niet meer. Ook zijn de maatregelen vaak weinig origineel. Verder dan meer regels, extra belasten en verbieden komt men niet.
Dat geldt ook bij onderwerpen als het voorkomen van witwassen en fraudebestrijding. Ook ik ben tegen het misbruiken van rechtspersonen voor witwassen en fraude. Maar voor de invoering van nieuwe regels moet wel eerst blijken of er meer dan incidenteel sprake is van misbruik. En of deze regels effectief zullen bijdragen aan de bestrijding of het voorkomen daarvan.
Deze toets ontbreekt geregeld. Zo ook bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie. Deze wet is op 15 november 2023 in werking getreden en legt aan het (gewezen) bestuur van een via een turboliquidatie ontbonden rechtspersoon bepaalde transparantieverplichtingen op.
In de toelichting bij de wet noemt de betrokken minister een aantal redenen voor de noodzaak tot invoering. Zo bestaat door het gebrek aan transparantie bij een turboliquidatie een risico op misbruik. Daarnaast ziet hij al meerdere jaren een stijgend aantal turboliquidaties. Door de gevolgen van de Covid-pandemie en de (nadien) gestegen kosten verwacht de minister een verdere stijging. Is de invoering van de wet hiermee logisch? Nee, naar mijn mening niet. Zo zijn de transparantieverplichtingen bij een turboliquidatie zwaarder dan bij een ontbinding met vereffening. Daarbij overtuigen de door de minister genoemde redenen niet. Door de beperkte transparantie kan een turboliquidatie inderdaad worden misbruikt. Zelf kan de minister daarvan maar enkele voorbeelden noemen, verspreid over enkele jaren. Dat is beperkt gelet op het jaarlijkse aantal van (ongeveer) 40.000 rechtspersonen dat via een turboliquidatie ophoudt te bestaan.
Eigen 'onderzoek' leidt niet tot een andere conclusie: van misbruik blijkt maar zeer sporadisch sprake. Recent gaf ik cursus aan in totaal zo’n 500 accountants, verspreid over heel Nederland. Zij bedienen gezamenlijk vele duizenden klanten. Op de vraag of zij ooit bij een klant hebben meegemaakt dat een schuldenaar plotseling door een turboliquidatie was ‘verdwenen’, kreeg ik maar tweemaal een positief antwoord.
Ook de andere redenen van de minister overtuigen niet. De meeste turboliquidaties betreffen bv’s. De wetgever heeft er zelf voor gezorgd dat het eenvoudiger is geworden om een bv voorafgaande aan de ontbinding ‘leeg te maken’. Namelijk door de regels voor uitkeringen te vereenvoudigen. Ten slotte blijkt ook geen duidelijke stijging van het aantal turboliquidaties. Cijfers laten de laatste jaren een redelijk stabiel beeld zien.
De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie heeft één voordeel. De looptijd is beperkt tot twee jaar. In beginsel vervalt de wet op 15 november 2025. Hopelijk wordt deze looptijd ‘goed’ gebruikt. Dus, dat wordt vastgesteld dat er inderdaad geregeld fraudemisbruik wordt gemaakt via een turboliquidatie. En dat dit misbruik via transparantie effectiever blijkt te kunnen worden aangepakt. Een definitieve regeling is dan gerechtvaardigd. En dat is dan wel weer logisch.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Fiscaal ondernemingsrecht