Het uitfaseren van het pensioen in eigen beheer moest het leven een stuk gemakkelijker maken. In de uitvoering wordt de verademing evenwel nog niet altijd gevoeld.

Het uitfaseren van het pensioen in eigen beheer moest het leven een stuk gemakkelijker maken. In de uitvoering wordt de verademing evenwel nog niet altijd gevoeld. Regelmatig zijn wij in ons commentaar in Vakstudie Nieuws kritisch geweest op de dogmatiek en interpretatie die zowel de Staatssecretaris van Financiën als het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst aan de dag leggen ten aanzien van de oudedagsverplichting (ODV). Mijns inziens terecht. Ik illustreer dit aan de hand van een voorbeeld.

Een moeilijkheid is dat de ‘oude’ pensioenrechten veelal rechten toekent aan de partner, namelijk een partnerpensioen op het moment dat de pensioengerechtigde overlijdt. Verbreekt de relatie, dan blijven de opgebouwde partnerpensioenrechten voor de ex-partner behouden op grond van art. 57 Pensioenwet. De praktijk weet hoe ingewikkeld discussies over dit bijzondere partnerpensioen kunnen zijn en welke rechten aan de ex toekomen, zoals het recht om afstorting te eisen. Hoewel met de omzetting van het pensioen in eigen beheer in een ODV afscheid wordt genomen van het pensioen en daarmee ook van het (bijzondere) partnerpensioen, geeft de partner bij die omzetting rechten prijs die moeten worden gecompenseerd. Over de wijze waarop die compensatie moet plaatsvinden – en wel of niet de gang naar de notarismoet worden gemaakt – is al veel gezegd en geschreven. Dat ga ik hier niet herhalen. Waar ik wel op wil wijzen, is de situatie waarin de dga de ODV-termijnen na zijn overlijden wil laten uitbetalen aan (laat ik het beperken tot) zijn ex-partner. Dat is immers min of meer de wijze waarop het ‘oude’ art. 57 Pensioenwet werkte. Hier dient zich een belangrijke beperking aan: de ODV-termijnen kunnen alleen overgaan op een erfgenaam. Althans, de ODV-termijnen kunnen wel zonder erfgenaamschap worden uitbetaald aan de ex (bijvoorbeeld door middel van een legaat), maar omdat de ODV dan onzuiver wordt, blijft er na 72% loonheffing weinig van de ODV voor de ex-partner over. Nu zou men kunnen denken: “ik benoem de ex tot erfgenaam voor een waarde die gelijk is aan het legaat van de toekomstige termijnen”. Maar aan deze “oplossing” kleven drie risico’s. Ten eerste zou men kunnen stellen dat met deze formulering geen erfgenaamschap ontstaat. De omschrijving leidt volgens menig notaris tot een legaat en niet tot een erfstelling. Alsnog 72% heffing dus. Maar stel dat die tekst wel ertoe leidt dat de ex erfgenaam wordt, dan is de vraag of dit voor de ex wel wenselijk is, aangezien zij (ga ik stereotyperend maar even vanuit) daarmee aansprakelijk wordt voor de schulden van de nalatenschap. Dat is het tweede risico. En ten derde wordt de afwikkeling van de nalatenschap nodeloos ingewikkeld, aangezien een erfgenaam een aandeel heeft in de totale nalatenschap. Dit betekent dat de ex overal (als erfgenaam) voor moet meetekenen. Haar rol wordt hiermee veel te groot. Zeker als de exen niet als vrienden uit elkaar zijn gegaan.

De oplossing die resteert, is dus (1) directe compensatie bieden bij het omzetten van het pensioen in eigen beheer in een ODV of (2) het vastleggen van duidelijke afspraken in het echtscheidingsconvenant. Voor de ex zijn dat de enige manieren om een zuivere ODV te krijgen.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting, Loonbelasting

18

Gerelateerde artikelen