
Een van de belangrijkste volkshuisvestelijke beleidsinstrumenten vormt de huurtoeslag. Momenteel ontvangen om en nabij 1,5 mln. huishoudens huurtoeslag.
Om in aanmerking te komen voor huurtoeslag mag de huur van een woning in de regel niet meer bedragen dan € 900,07 per maand (bedrag 2025), de zogeheten ‘maximumhuurgrens’. Voor jonge huurders (jonger dan 23 jaar) geldt een lagere maximumhuurgrens, namelijk € 477,20 per maand. Deze zogeheten ‘jongerengrens’ drijft op de gedachte dat jongeren minder financiële ruimte hebben, nog aan het begin van hun wooncarrière staan en door hun gezinssituatie kunnen volstaan met een kleine, goedkope woning. Overigens zal de aan deze jongerengrens gekoppelde leeftijdsgrens met ingang van 1 januari 2026 worden verlaagd naar 21 jaar en wordt tegelijkertijd het ‘harde karakter’ van die maximumhuurgrenzen verzacht. Huurders met een huur boven de maximumhuurgrens komen dan ook in aanmerking voor huurtoeslag.
Die maximumhuurgrenzen worden jaarlijks geïndexeerd (zie art. 13 en 27 WHT), zij het op verschillende manieren. De reguliere maximumhuurgrens wordt jaarlijks geïndexeerd met de Consumentenprijsindex Alle Huishoudens (CPI), terwijl de jongerengrens wordt geïndexeerd met het percentage van de (verwachte) huurprijsontwikkeling. Wie kijkt naar het verloop van de maximumhuurgrenzen gedurende de jaren 2020-2025 (zie onderstaande tabel) ziet dat daardoor het toch al forse verschil tussen beide grenzen de afgelopen jaren nog verder is opgelopen. De reguliere maximumhuurprijs is gedurende die periode in totaal gestegen met 22,10%, terwijl de jongerengrens in diezelfde periode met slechts 10,33% steeg. Daarenboven valt op dat de jongerengrens in 2022 niet is gestegen als gevolg van de destijds geldende huurbevriezing (zie Stcrt. 2021, 45645), terwijl de reguliere maximumhuurgrens wel (door)steeg. Een en ander komt merkwaardig voor. Daar komt nog bij dat die jongerengrens gelijk is aan de voor de huurtoeslag geldende ‘kwaliteitskortingsgrens’, die het deel van de huur boven de eigen bijdrage afbakent dat volledig (100%) wordt gesubsidieerd. De over de jaren achterblijvende indexatie van de jongerengrens raakt derhalve ook het zwaarst gesubsidieerde deel van de subsidiabele grondslag van de huurtoeslag. Zou de jongeren- en kwaliteitsgrens gedurende genoemde periode gestegen zijn met hetzelfde (gecumuleerde) percentage als de reguliere maximumhuurgrens, dan zou eerstgenoemde grens inmiddels € 528,09 per maand bedragen. Toch niet onbelangrijk voor jongeren die in dat ‘grensgebied’ vertoeven.
Indachtig de aan de huurtoeslag ten grondslag liggende doelstelling – woonlasten van huishoudens met een laag inkomen tot een betaalbaar niveau terugdringen – ogen genoemde indexatieverschillen merkwaardig. Vanuit het oogpunt van eenvoud, consistentie, betaalbaarheid en gelijkheid komt mij het verschillend indexeren niet logisch voor. Kortom, hoog tijd om deze merkwaardige indexatiedifferentiatie te egaliseren en te kiezen voor een eensluidende indexatiemethodiek: de hoogte van de CPI of (verwachte) huurprijsontwikkeling.
Jaar | Reguliere maximumhuurgrens (in euro’s) | Indexatie (CPI) | Jongerengrens (in euro’s) | Indexatie (Verwachte huurprijsontwikkeling) |
2020 | 737,14 | 2,30% | 432,51 | 1,90% |
2021 | 752,33 | 2,06% | 442,46 | 2,30% |
2022 | 763,47 | 1,48% | 442,46 | 0% |
2023 | 808,06 | 5,84% | 452,2 | 2,20% |
2024 | 879,66 | 8,86% | 454,47 | 0,50% |
2025 | 900,07 | 2,32% | 477,2 | 5% |
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet