Madeleine Merkx betoogt dat het staande beleid om de maatschap aftrek te verlenen voor door de maten aangeschafte zaken ook na het recente champgnonkwekerij-arrest nog steeds een echte goedkeuring is.

In 1983 wees de Hoge Raad het zogenoemde maatschap-arrest, waarin hij oordeelt dat een maatschap de btw die aan een van de maten in rekening is gebracht voor de aankoop van een auto die in het kader van de werkzaamheden van de maatschap werd gebruikt, in aftrek kan brengen (HR 5 januari 1983, nr. 20808, V-N 1983, p. 262). Op 30 oktober 2015 oordeelt de Hoge Raad echter dat een maatschap die een champignonkwekerij exploiteert, niet de volledige btw in aftrek kan brengen op een door twee van de drie maten aangeschaft woon/werkpand. Hierbij overweegt de Hoge Raad dat alleen de werkkamer ter beschikking staat aan de maatschap en het pand niet behoort tot het bedrijf van de maatschap.
 
De Hoge Raad gaat niet om en komt niet terug op zijn maatschap-arrest uit 1983. Mijns inziens geeft de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU wel aanleiding thans anders te denken over deze kwestie dan in de jaren ‘80. Mijns inziens volgt uit de zaken Polski Trawertyn (HvJ EU 1 maart 2012, nr. C-280/10, V-N 2012/17.17) en Malburg (HvJ EU 13 maart 2014, nr. C-204/13, V-N 2014/16.22namelijk dat alleen in uitzonderlijke gevallen, waarin aftrek noch bij de maten noch bij de maatschap kan worden bereikt, plaats kan zijn voor een rechtsregel, waarbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat de btw in rekening is gebracht aan de maten en niet aan de maatschap. Eerst zal moeten worden onderzocht of maat en maatschap andere, reële opties hadden om een recht op aftrek te bewerkstelligen. Een dergelijke optie bestond mijns inziens in het onderhavige geval.
 
Uit het arrest-Heerma (HvJ EG 27 januari 2000, nr. C-23/98, BNB 2000/297) volgt namelijk dat een maat die een onroerende zaak tegen vergoeding ter beschikking stelt aan zijn maatschap, voor die terbeschikkingstelling kwalificeert als btw-ondernemer. Wanneer de twee maten de werkkamer in het woon/werkpand aan de maatschap tegen vergoeding ter beschikking stellen, zijn zij daarvoor ondernemer voor de btw. De maten gebruiken het pand dan zowel zakelijk als privé en kunnen het etiketteren voor de btw als zakelijk vermogen en de btw volledig in aftrek brengen; dit is overigens vanaf 1 januari 2011 voor onroerende zaken niet meer mogelijk, omdat de aftrek is beperkt tot het zakelijk gebruikte gedeelte. Nu de maten de btw volledig (ook voor het zakelijke gedeelte) in aftrek kunnen brengen, wanneer zij de werkkamer tegen vergoeding ter beschikking hadden gesteld, is er mijns inziens in de situatie van de champignonkwekerij geen ruimte om op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU een recht op aftrek toe te kennen aan de maatschap, ook niet voor de btw op de zakelijk gebruikte werkkamer.
 
Mijns inziens is de goedkeuring van de Staatssecretaris van Financiën dat de maatschap de btw op door maten aangeschafte zaken in aftrek kan brengen (Besluit van 25 november 2011, nr. BLKB2011/641M, Stcrt. 2011, 21834, onderdeel 6.3.5) dus ook een echte goedkeuring.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Omzetbelasting

119

Gerelateerde artikelen