Op 3 april 2023 stuurde Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een uitgebreide brief naar de Tweede Kamer over de voortgang van de hervorming van de arbeidsmarkt. 

Ruim drie jaar geleden kwam de Commissie Regulering van Werk (Commissie Borstlap) met vijf bouwstenen voor een fundamentele herziening van de arbeidsmarkt. Een daarvan zag op de invoering van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Daardoor moet aan alle werkenden, ongeacht de contractvorm, ook bij arbeidsongeschiktheid, basiszekerheid worden geboden. Het ontbreken van een dergelijke verzekering heeft namelijk de ongewenste consequentie dat een groeiende groep zelfstandigen niet is verzekerd tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico, waardoor zij bij langdurige arbeidsongeschiktheid een beroep (moeten) doen op de bijstand. De Commissie trekt in haar advies de parallel met de systematiek van de volksverzekeringen, waarbij een algemene verzekering tegen arbeidsongeschiktheid kan worden aangevuld met regelingen die wettelijk, in cao-verband en/of op individueel niveau worden geregeld.

In een radio-interview zei Borstlap dat hij de brief van de minister een feest van herkenning vindt. Tegelijkertijd signaleerde hij belangrijke beperkingen in het voorstel tot invoering van een arbeidsongeschiktheidsverzekering die met name zien op de beoogde kring van verzekerden die veel beperkter is dan uit het advies van zijn Commissie. Het huidige voorstel van de minister komt er namelijk op neer alle IB-ondernemers (zowel met als zonder personeel) en meewerkende echtgenoten te verzekeren en alle dga’s (met en zonder personeel) en resultaatgenieters niet. En dat, terwijl juist de groep van resultaatgenieters zeer divers is, waarbij het aandeel kwetsbare zelfstandigen best hoog zou kunnen zijn. Het grootste gedeelte van de resultaatgenieters heeft naast resultaat ook loon uit dienstbetrekking of winst uit onderneming en maar een betrekkelijk laag resultaat. Een verzekeringsplicht voor die groep heeft volgens het kabinet daarom geen meerwaarde en daarmee kan een verzekeringsplicht afdoen aan het maatschappelijk draagvlak ervoor. Daarin volg ik de minister.

Maar het kabinet ziet ook dat er een kleine(re) groep is die wel een substantieel inkomen uit resultaat heeft en daarvan afhankelijk is. Waarom wordt er dan niet voor gekozen om alle resultaatgenieters onder de verplichte verzekering te brengen, waarbij in de grondslag voor de premieheffing een aftrek wordt geboden voor inkomen, waarvoor al verzekeringsplicht bestaat (lees: loon uit dienstbetrekking)? En als we dan toch de kring van verzekerden uitbreiden, waarom niet ook de dga daarin opnemen? Naar mijn mening is het belangrijk om het onderscheid tussen álle werkenden op te heffen en dat wordt niet bereikt door de kring van verzekerden voor deze nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzekering te beperken tot alleen winstgenieters, een beperking die niet alleen afwijkt van het rapport van de Commissie-Borstlap maar ook van het advies van de Stichting van de Arbeid. Een systematiek die de Commissie-Borstlap voorstelt, waarbij een ‘werkendenverzekering’ wordt ingevoerd die vergelijkbaar is met de Zorgverzekeringswet zou wel prima kunnen functioneren, zeker wanneer alleen premie wordt geheven over inkomsten, waarover niet al op een andere wijze een premie aan het sociale stelsel is betaald. Simpel, doeltreffend en aan iedereen uit te leggen, zonder (kunstmatig) onderscheid naar de fiscale kwalificatie van de inkomsten (resultaat of winst) met als doel daadwerkelijke solidariteit onder werkenden, doordat iedereen meebetaalt aan het collectieve stelsel. Die collectieve basisverzekering tegen arbeidsongeschiktheid kan vervolgens worden aangevuld met private verzekeringen, bijvoorbeeld om het eerste jaar van ziekte of een hogere uitkering te verzekeren. Als we iets nieuws invoeren, laten we dat dan goed doen!

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid

53

Gerelateerde artikelen