In april 2019 schreef de gemeente Maastricht een open brief aan de Tweede Kamer over de uit de pan rijzende proceskostenvergoedingen die moeten worden uitbetaald aan no-cure-no-paybureaus in WOZ-procedures.
De brief en vele soortgelijke uitingen in de pers de laatste tijd zijn gericht op het aanpassen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. In de brief wordt gesteld dat alleen al het Limburgse belastingsamenwerkingsverband BsGW sinds 2009 tientallen miljoenen euro’s aan proceskostenvergoeding uitbetaalde. Een onderbouwing van deze stelling ontbreekt in de brief en is ook niet te reconstrueren uit openbare bronnen.
Volgens cijfers van de Waarderingskamer bedroegen de totale uitvoeringskosten van de Wet WOZ in 2017 zo’n € 153 mln. Binnen het totaalbedrag van € 35 mln. dat alle gemeenten uitgeven aan bezwaar en/of beroep tegen WOZ-beschikkingen, wordt € 7,3 mln. uitgekeerd aan proceskostenvergoeding. De genormeerde kostenvergoeding voor alle soorten gemachtigden bedraagt dus 5% van de uitvoeringskosten van de Wet WOZ en slechts 21% van de totale kosten van bezwaar en beroep. De kosten van bezwaar en beroep per WOZ-object vertonen daarnaast een dalende lijn van € 4,67 in 2012 naar € 3,65 in 2017.
Ook het argument dat de kosten hoog zijn in relatie tot de te bereiken besparing, is mijns inziens niet overtuigend. Gemeenten relateren de kostenvergoeding dan aan de bespaarde euro’s op de OZB-aanslag. Gemakshalve wordt bijvoorbeeld de gevolgen voor de aanslag inkomstenbelasting door aanpassing van het eigenwoningforfait buiten beschouwing gelaten. De jaarlijkse belastingopbrengst van met behulp van vastgestelde WOZ-beschikkingen geheven lokale en landelijke belastingen bedraagt in totaal € 10,5 miljard. Bij woningen krijgt 43,3% van de bezwaarmakers (gedeeltelijk) gelijk. Voor niet-woningen ligt dat percentage zelfs boven de 50%. Gemiddeld gaat de waarde van een woning na een gegrond bezwaar 12,6% naar beneden. Dat is een verlaging van € 36.540. Bij een gemiddeld tarief resulteert dat in een OZB-besparing van € 43, maar in een verlaging van het eigenwoningforfait met € 274 bruto (2017); tegen een gemiddeld IB-tarief van 45% (afgerond) € 123 netto (afgerond). Het belang voor bijvoorbeeld de erf- en schenkbelasting kan groter zijn.
Ik snap het onbegrip over het verdienmodel en de frustratie over de proceshouding van no-cureno-pay-bureaus. Vanuit het idee dat sprake zou moeten zijn van een ’level playing field’, meen ik echter dat een beperking van de proceskostenvergoeding de procespositie van belastingplichtigen ontoelaatbaar aantast. Het budget van de uitvoerder van de Wet WOZ is substantieel hoger. Dat heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat in beroepsprocedures ter verdediging van de vastgestelde WOZ-waarde uitgebreide taxaties worden ingebracht, vaak ook opgesteld door ingehuurde externe deskundigen. Het is mijns inziens illusoir dat de burger daartegen zonder ondersteuning kan opkomen. Verder moet worden bedacht dat proceskosten alleen worden vergoed bij een gegrond bezwaar. Op dit punt past gemeenten zelfreflectie. Ter illustratie: in een uitspraak van 29 september 2017 verwijst de Rechtbank Limburg 200 zaken terug naar het eerder genoemde BsGW, waarin ten onrechte het horen in de bezwaarfase achterwege is gelaten. De proceskostenvergoeding voor die beroepsprocedure volgens de gepubliceerde uitspraak bedraagt in totaal € 2227,50 plus het griffierecht.
Een inhoudelijke grond om het Besluit proceskosten bestuursrecht specifiek voor de WOZ aan te passen, ontbreekt mijns inziens vooralsnog.
Informatiesoort: Uitvergroot