Pieter Jansen pleit voor een beperkt gebruik van een meldplicht betreffende mogelijke belastingontwijking.
De Europese Raad is van mening dat het nodig is ‘‘to increase oversight of enablers and promotors of aggressive tax planning and to introduce more effective disincentives for such activities''. De Raad wil daarom de transparantie vergroten. De Europese Commissie zal daarvoor in 2017 een voorstel doen. Het is niet onwaarschijnlijk dat zij zich zal laten inspireren door het eindrapport van actie 12 van het BEPS-project en zal voorstellen een bepaalde vorm van ‘mandatory disclosure' in te voeren. Ik vind dat men daarin niet te ver moet gaan.
‘Mandatory disclosure' kan volgens het eindrapport landen helpen te voorzien in hun behoefte om in een vroeg stadium informatie te verkrijgen over ‘‘potentially aggressive or abusive tax planning schemes and their users''. Kwetsbaarheden (‘vulnerabilities') in de regelgeving kunnen op deze manier aan het licht komen. Eventuele ‘loopholes' kunnen vervolgens snel (desnoods met terugwerkende kracht) worden gedicht. Het heeft bovendien een afschrikkend effect.
Deze ‘mandatory disclosure' houdt, kort gezegd, in dat belastingplichtigen of hun adviseurs (de ‘promotors') bepaalde transacties, arrangementen of structuren die in de visie van de overheid een groot risico van belastingontwijking met zich brengen, moeten melden, zodra zij beschikbaar zijn of worden geïmplementeerd, mits sprake is van een niet onaanzienlijk fiscaal voordeel. In internationaal verband kan bijvoorbeeld worden gedacht aan ‘hybrid mismatches'. Adviseurs moeten ook lijsten meesturen van de cliënten die gebruikmaken van de ‘schemes'. Bovendien moeten zij uitleggen ‘hoe het werkt'. Bij non-compliance kan er een boete worden opgelegd.
Naar mijn mening gaat dit veel te ver. ‘Agressive tax planning' is kennelijk politiek ongewenst, maar het is niet illegaal. Het ontwijken van belastingen behoort tot de elementaire vrijheden van burgers en bedrijven. Zij kunnen alleen op vrijwillige basis worden betrokken bij het ontdekken van kwetsbaarheden in de regelgeving of het dichten van ‘loopholes'. Door ‘mandatory disclosure' worden zij echter gedwongen daaraan mee te werken. Een belastingplichtige die dat niet wil, moet afzien van ‘agressive tax planning'. Dit komt neer op een vorm van zelfcensuur. Nog ergerlijker is dat de vertrouwelijkheid van het verkeer tussen belastingplichtigen en hun adviseurs teniet wordt gedaan. Het beginsel van fair play wordt eenvoudigweg aan de kant geschoven.
‘Mandatory disclosure' is mijns inziens alleen gerechtvaardigd als er moet worden getwijfeld aan de pleitbaarheid van de zaak. ‘Mandatory disclosure' zou daarom niet verder moeten gaan dan dat de belastingplichtige die transacties, arrangementen of structuren (vóór de implementatie) moet melden, waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat de pleitbaarheid van de veronderstelde fiscale gevolgen (veel) lager is dan ‘more likely than not', zodat de inspecteur deze met succes in rechte zal kunnen bestrijden. Zo'n meldingsplicht is ook in het belang van de prudente belastingplichtige en zijn dito adviseur, mits er een forse sanctie op non-compliance staat. Als de noncompliance aan een derde, zoals een adviseur, is te wijten, zal aan hem een sanctie moeten kunnen worden opgelegd. In andere gevallen kan naar mijn mening alleen op vrijwillige basis ‘disclosure' plaatsvinden, zoals nu al gebeurt in het kader van horizontaal toezicht of andere vormen van vooroverleg.
11