Madeleine Merkx geeft een beschouwing over mogelijke belaste prestaties door consumenten in een sharing economy.

Het zijn woorden die een ouder van (jonge) kinderen, waaronder ondergetekende, zichzelf vaak hoort zeggen. Samen delen is echter ook in onze economie steeds belangrijker. De zogenoemde deeleconomie of sharing economy is in opkomst en moderne technologie speelt hierin een belangrijke rol. Denk aan Airbnb of SnappCar, waar men online zijn woning of auto te huur kan aanbieden. Deze websites spelen in op de behoefte van de consument om wat bij te verdienen en bieden de mogelijkheid om efficiënt met bezit om te gaan. De vraag komt namelijk op of en hoe de verdiensten betrokken moeten worden in de heffing van btw.
 
Het btw-comité is unaniem van mening dat sprake kan zijn van een belastbare prestatie voor de btw als de consument ten minste een economische activiteit uitoefent in de zin van art. 9 BTW-richtlijn. Dat geldt ook bij deelname aan een deeleconomie waarbij zaken tegen elkaar worden geruild. De vraag is of die zienswijze juist is. Ten aanzien van de exploitatie van een vermogensbestanddeel baseerde het Hof van Justitie EU zich in de zaak-Fuchs (V-N 2013/31.15) op het feit dat Fuchs voor onbepaalde tijd een contract had om door hem opgewekte elektriciteit te leveren aan het elektriciteitsnet. Betekent dit dat sprake is van ondernemerschap als een consument zijn bezit voor onbepaalde tijd aanbiedt op websites als Airbnb of SnappCar? Mijns inziens is dat niet automatisch het geval en moet ook worden gekeken naar de duur en de regelmaat van de daadwerkelijke verhuur.
 
In geval van de zonnepanelen van Fuchs zal naar mijn mening voor het Hof van Justitie EU hebben meegewogen dat hij continu de door hem niet verbruikte zonne-energie aan het elektriciteitsnet terugleverde. In Nederland kenden we voorheen een regeling waarbij ten aanzien van de verhuur van vakantiewoningen werd bepaald dat sprake was van btw-ondernemerschap als de vakantiewoning ten minste 140 dagen per jaar werd verhuurd (V-N 1983, blz. 1594, punt 26). Een dergelijk criterium zou ook ten aanzien van een aantal activiteiten in de deeleconomie duidelijkheid kunnen
geven.
 
In de zaken-Slaby e.a. (V-N 2011/50.19) en -Trgovina Prizma (V-N 2015/34.22) heeft het Hof van Justitie EU ten aanzien van de verkoop van bouwgrond geoordeeld dat van belang is of actief stappen zijn ondernomen door middelen in te zetten die zijn te vergelijken met die welke een fabrikant, handelaar of dienstverrichter inzet. In de zaak-SPÖ (V-N 2009/52.24) hanteert het Hof van Justitie EU het criterium van werkzaam zijn op een markt. Ook dergelijke criteria zouden mijns inziens toepasbaar kunnen zijn om te kunnen bepalen of sprake is van btw-ondernemerschap.
 
Ten slotte, vaak wordt de soep niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. Dat is ook nu het geval. Veel consumenten die deelnemen aan de deeleconomie zullen binnen het toepassingsgebied van de kleine ondernemersregeling vallen, waardoor zij feitelijk geen btw hoeven te betalen. In de praktijk dienen zij zich echter wel voor de btw te registreren en tijdig ontheffing van de administratieve verplichtingen aan te vragen.
 

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Omzetbelasting

20

Gerelateerde artikelen