Vorige week was Prinsjesdag 2020 in een soberder vorm dan we gewend waren. Dat geldt wat mij betreft niet voor de belastingplannen van het kabinet. Op fiscaal gebied waren er meer beleidsvoornemens dan ik van een kabinet in zijn nadagen had verwacht.
Veel verrassingen bevatte het belastingpakket weer niet, want het meeste was vóór Prinsjesdag wel bekend geworden. In elk geval is bewaarheid wat iedereen vorig najaar al zag aankomen, namelijk dat de verlaging van het algemene VPB-tarief naar 21,7% wel zou sneuvelen. Vermoedelijk tegen beter weten in stelde het kabinet toen nog een tarief van 21,7% voor 2021 in het vooruitzicht, maar toen was al wel duidelijk dat het kabinet voor dit plan geen meerderheid in de Tweede en Eerste Kamer zou krijgen.
De verhoging van het aanmerkelijkbelangtarief in twee stapjes naar 26,25% dit jaar en 26,9% volgend jaar, is echter wel volgens plan doorgegaan. Dat bevreemdt, aangezien die tariefstijging was gekoppeld aan de verlaging van het algemene VPB-tarief. Nu die definitief niet doorgaat, had het mijns inziens voor de hand gelegen het aanmerkelijkbelangtarief ongewijzigd te handhaven op 25%. Het gecumuleerde VPB- + ab-tarief komt nu uit op 45,18% en dat is, ter vergelijking, hoger dan het marginale toptarief voor IB-ondernemers (na aftrek van de MKB-winstvrijstelling, zie hierna) van 43,48%.
Het MKB-tarief in de VPB daalt in 2021 overigens wel conform plan naar 15%. Dat is dus een verschil met het algemene VPB-tarief van maar liefst 10 procentpunten. Zoveel is het nog nooit geweest. Bij het huidige winstniveau voor het MKB-tarief van € 200.000 is dit € 20.000 netto geld. Maar alsof dit nog niet genoeg is, doet het kabinet hier nog een schepje bovenop en verdubbelt het dit winstniveau, in twee stapjes, tot (afgerond) € 400.000. Ten opzichte van het algemene VPB-tarief is dit dus (afgerond) € 40.000 netto geld.
Bij dit soort tariefverschillen is een fiscale-eenheidsregeling helemaal niet meer nodig; dat plan kan dus gevoeglijk in de ijskast. Het gecumuleerde VPB- + ab-tarief komt overigens uit op 37,87% en dat is minder dan één procentpunt hoger dan het box 1-tarief. Zo laag is dit nog nooit geweest. Dus voor MKB-ondernemers is het signaal duidelijk: zorg ervoor dat de winst van de bv niet hoger wordt dan € 400.000. En dreigt dit te gebeuren, richt dan een nieuwe bv op. En dan geen fiscale eenheid dus. Wie had dat nu gedacht?
Maar er is steeds een groep die stelselmatig door dit kabinet wordt onderbedeeld en dat is de IB-ondernemer. Dit jaar heeft hij al meegemaakt dat zijn MKB-winstvrijstelling nog maar aftrekbaar is tegen 46%, volgend jaar zal dit tegen 43% zijn en in 2023 nog maar tegen het eerste schijftarief van ongeveer 37%. Deze aftrekbeperking heeft de tariefdaling in box 1 dit jaar naar 49,5% voor de IB-ondernemer al flink gedempt en de komende jaren gaat het maximale tarief voor IB-ondernemers zelfs effectief stijgen.
Maar alsof dat nog niet genoeg is, wordt zijn zelfstandigenaftrek ten opzichte van de plannen van vorig jaar, verder versoberd tot € 3240 in 2036. Ik denk trouwens niet dat er iemand is die serieus gelooft dat er in 2036 nog een zelfstandigenaftrek zal zijn. Ik niet in elk geval. Hoewel deze laatste maatregel op zich wel begrijpelijk is, cumuleert het wel. Tel daarbij op dat hij de fiscale coronareserve en de nieuwe Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) ook al niet krijgt, en de IB-ondernemer is opnieuw de schlemiel van dit kabinet.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Dossiers: Prinsjesdag 2020
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel