De tijd van administratieve lastenverlichting voor ‘ondernemend Nederland’ ligt ver achter ons. Ooit was deze verlichting een speerpunt van het kabinet. Inmiddels duikelen de lastenverzwarende maatregelen over elkaar heen. Daarbij lijkt het erop dat het kabinet geregeld meer wordt geleid door opportunisme en makkelijk scoren dan door een behoefte aan het wegnemen van ongewenste praktijken. Het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering alsmede misbruik van rechtspersonen zijn hierbij populaire onderwerpen.
Vooral stichtingen zijn de laatste jaren ‘het doelwit’ van het kabinet. Zo is gelijktijdig met het UBO-register voor alle stichtingen een zogenoemd uitkeringenregister ingevoerd. In dit register moeten stichtingen van al hun uitkeringen een aantal gegevens vastleggen. Ook is er wetgeving in voorbereiding – de bij de Tweede Kamer aanhangige Wet transparantie maatschappelijke organisaties – die stichtingen verplicht om hun jaarstukken in het Handelsregister te deponeren en om al hun ontvangen donaties te administreren. De onderbouwing voor het invoeren van deze maatregelen laat te wensen over. Veel verder dan het zonder onderbouwing stellen dat stichtingen veelvuldig worden gebruikt voor financieel-economische misdrijven, komt het kabinet niet. En verder dat specifieke informatie van stichtingen soms bij overheidsinstanties ontbreekt. Op social media mogen dergelijke algemeenheden gebruikelijk zijn, van het kabinet mag (en moet) meer worden verwacht.
Maar ook andere rechtspersonen worden met deze scoringsdrang geconfronteerd. Zo heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming eind juni 2021 het conceptwetsvoorstel ‘Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie’ geconsulteerd. Volgens dit conceptwetsvoorstel moeten de bestuurders van een rechtspersoon die wegens het ontbreken van baten via een turboliquidatie is ontbonden, een aantal administratieve bescheiden opstellen en bij het Handelsregister deponeren. Deze verplichtingen gaan verder dan die worden gesteld aan een ontbinding mét vereffening. Denk dan aan het verplicht deponeren van de jaarrekening over het laatste verstreken boekjaar en het moeten informeren van individuele schuldeisers.
Weer is de onderbouwing van deze lastenverzwarende maatregelen gebrekkig. De toelichting bij het conceptwetsvoorstel stelt alleen dat bij turboliquidaties risico op misbruik bestaat alsmede het aantal turboliquidaties al jaren stijgt en met covid-19 een verdere stijging wordt verwacht. De omvang van het misbruiken een toename daarvan worden niet onderbouwd. Misbruik in materiële omvang is in de rechtspraak in elk geval niet zichtbaar. Daarnaast leert een summiere rondvraag dat ondernemers niet meer dan sporadisch met een door turboliquidatie verdwenen schuldenaar worden geconfronteerd. Wederom, het kabinet mag (en moet) met een betere onderbouwing komen.
Ook van de Eerste en Tweede Kamer lijkt weinig te verwachten om de scoringsdrift van het kabinet te stoppen. Gaan beide Kamers al in op de lastenverzwarende maatregelen, dan gaat het veelal om een uitleg van de maatregelen en niet om de redenen voor invoering ervan. Een ‘zijsprongetje’ laat de weinig kritische houding van de Kamers zien. Het wetsvoorstel dat het Trustregister in Nederland gaat invoeren, is in november 2021 aangenomen. De Tweede Kamer deed dit zonder mondelinge behandeling. Een inhoudelijke behandeling bleef bij de Eerste Kamer zelfs volledig achterwege, mondeling én schriftelijk, terwijl bijvoorbeeld op het waarborgen van de privacy van UBO’s het nodige is aan te merken. Er is nota bene een procedure bij het Hof van Justitie van de EU aanhangig over de openbaarheid van het UBO- en Trustregister.
Een en ander stemt weinig hoopvol …