Eind december is een bescheiden publicitaire ophef in de dagbladen ontstaan over een uitspraak van Hof Den Haag inzake de strijd met het EU-recht van de spaartaks voor het jaar 2015.
Daarmee lijkt de deur naar de Europese rechter te zijn geopend onder de voorwaarde dat de Hoge Raad het oordeel van het Haagsche hof (18 december 2019, BK 18/00587, ECLI:NL:GHDHA:2019:3425) onderschrijft. Of men zoekt aansluiting bij de opinie van de parlementair advocaat die zich op het standpunt heeft gesteld dat met de collectieve uitspraak (V-N 2019/36.6) de nationale rechtsgang is uitgeput en het oordeel van de Europese rechter kan worden ingeroepen (zie V-N 2019/50.4 en V-N 2019/57.7).
Enige voorzichtigheid is daarbij op zijn plaats, gelet op de arresten van de Hoge Raad van 5 en 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1108 respectievelijk 2019:1177. De Hoge Raad heeft in beide arresten een beknopt oordeel gegeven en volstaan met een verwijzing naar het reeds op 14 juni 2019 gegeven oordeel voor de jaren 2013 en 2014 (V-N 2019/30.5). Kortom, vooralsnog houd ik het voor "much ado about nothing".
Ik ga ervan uit dat ook de Rechtspraak voor de vermogensrendementsheffing voor het jaar 2016 tot een identiek oordeel komt. De staatssecretaris heeft die lijn inmiddels ingezet blijkens zijn collectieve uitspraak op de bezwaarschriften welke gebruik hebben gemaakt van de massaalbezwaarprocedure (de brief van 19 juli 2019). Meer interessant wordt het voor de jaren 2017 en 2018 na de wetswijziging. De staatssecretaris is er kennelijk gerust op dat de wetswijziging in rechte stand houdt (V-N 2019/52.5).
Maar de meest interessante ontwikkeling die ook de fiscaliteit raakt, acht ik de volgende. Op 1 januari 2020 is de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (Wamca), Stb. 2019, 130, in werking getreden en is dan van toepassing op nieuwe geschillen met betrekking tot gebeurtenissen die plaatsvonden op of na 15 november 2016. De wet heeft dus (beperkte) terugwerkende kracht. Hiermee is titel 14A ingevoerd in het Wetboek van Rechtsvordering met procedurele regels voor het instellen van collectieve acties tot schadevergoeding. Vorderingen tot schadevergoeding in het kader van de Wamca worden gepubliceerd in een nieuw register op Rechtspraak.nl. Kortom, de Rechtspraak heeft zich voorbereid. Geldt dat ook voor Financiën? Gegeven de oordelen van de Hoge Raad lijkt sprake te zijn van een onrechtmatige (overheids)daad. Hanteert de civiele rechter gelijke criteria als zijn fiscale collega? En grijpt deze wel in? Gelet op de datum van 15 november 2016 lijkt de staatssecretaris van Financiën voor de jaren tot en met 2016 goed weg te komen. Of is de beslissing vooralsnog geen compensatie te geven een nieuwe gebeurtenis in de zin van Wamca? Voor de (fungerend) Staatssecretaris van Financiën wellicht een verdere wake-up call als het gaat om nadenken over het advies van de parlementair advocaat dat aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is aangeboden (vergelijk V-N 2019/50.4). Deze bepleit een compensatie. Bij brief van 11 november 2019, nr. 2019-00001888734, V-N 2019/57.7, heeft de staatssecretaris daarop gereageerd. Hij heeft zelf ook het inwinnen van externe juridische advies (landsadvocaat?) aangekondigd. Wordt ongetwijfeld vervolgd.