Belastingplichtigen maken nog wel eens gebruik van no-cure-no-pay-bureaus, naar ik aanneem in de hoop dat er alleen maar een voordeel uit kan voortvloeien.
Op grond van art. 8:75 Awb kan een natuurlijk persoon slechts in de proceskosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Voor andere personen wordt deze eis niet gesteld. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de regering geen onderscheid wilde maken tussen het bestuursorgaan en de burger, omdat het aan de rechter kan worden overgelaten te beoordelen of het redelijk en billijk is om de burger in de kosten te veroordelen en er andere gevallen denkbaar zijn dan die waarin sprake is van misbruik van procesrecht, waarin het alleszins redelijk is om de burger in de kosten te veroordelen (Kamerstukken II 1991/92, 22495, nr. 3, p. 152).
Uit jurisprudentie kan worden afgeleid dat er onder meer sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht, indien geen nieuwe argumenten worden aangevoerd, terwijl in een eerdere vergelijkbare zaak bij dezelfde instantie al nul op het rekest was gekregen (zie JB 1995/91 en JB 1996/248) en bij vertragingstactieken (bijvoorbeeld V-N 1996, blz. 1502, 4). Recentere voorbeelden van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht zijn situaties waarin uitsluitend beroep werd ingesteld in de hoop dat de redelijke behandelingsduur zou worden overschreden (V-N 2021/23.1.7), er enkel voor eigen financieel gewin werd geprocedeerd (V-N 2022/35.20) en, nadat de gemeente de belastingplichtige volledig gelijk had gegeven in bezwaar, in beroep een lagere WOZ-waarde werd bepleit (V-N 2015/8.6). Ik weet overigens niet of in genoemde zaken gebruik werd gemaakt van een no-cure-no-pay-bureau.
Als de belastingplichtige wordt veroordeeld in de proceskosten van het bestuursorgaan, welke kosten komen dan voor vergoeding in aanmerking? Uitgaande van art. 1 BPB zijn in de jurisprudentie terug te vinden: de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (V-N 2022/35.20), de deskundige die verslag heeft uitgebracht (V-N 1996, blz. 1502, 4 en V-N 2015/8.6), reis- en verblijfkosten (V-N 2021/23.1.7) en verletkosten (V-N 2002/48.10). Ook hier weet ik niet of er gebruik werd gemaakt van een no-cure-no-pay-bureau.
Art. 2 lid 3 BPB bepaalt dat van de hoogte van de kosten die voortvloeien uit lid 1, kan worden afgeweken, indien sprake is van bijzondere omstandigheden. Kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht kan een reden zijn voor een bovenforfaitaire vergoeding, maar verplicht niet tot een integrale vergoeding van de proceskosten (vgl. V-N 2005/48.13).
Ik kan me moeilijk voorstellen dat er belastingplichtigen zijn die er rekening mee houden dat ze in bepaalde omstandigheden een proceskostenvergoeding moeten betalen. Mocht zich dat toch voordoen, en komt de proceskostenvergoeding voor rekening van de belastingplichtige, dan kan er worden gesproken over een no-cure-yes-pay-bureau.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht