Hoofddoel van het zittende kabinet is lastenverlaging, waardoor meer mensen aan het werk zouden gaan. Door de vele verschuivingen in tariefschijven in combinatie met gegoochel met toeslagbedragen en heffingskortingen is het daadwerkelijke effect van de voorstellen in het Belastingplan 2016 niet echt te volgen of te controleren. De in de Tweede Kamer aangenomen amendementen vertroebelen het beeld nog meer.
Voor even was de enige echte principiële discussie er ook weer. En wel de discussie over het wel zeer grote verschil in de belastingheffing tussen eenverdieners en tweeverdieners. De belastingdruk binnen een gezinsrelatie met een alleenverdiener is al gauw een kwart hoger dan bij hetzelfde inkomen dat door twee verdienende partners wordt binnengehaald. Door de afbouw van de algemene heffingskorting wordt dat verschil alleen maar groter. Voegen we daar bovendien nog wat toeslagen aan toe, dan wordt het beeld diffuus. Een en ander blijkt ook uit de tabellen die door het kabinet zelf zijn verschaft.
Daarnaast is de Nederlandse heffing over inkomen hybride. Enerzijds is de heffing gericht op het individu, anderzijds mogen bepaalde inkomensbestanddelen, zoals het (negatieve) resultaat uit de eigen woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang en de persoonsgebonden aftrek, naar keuze bij één van de partners in aanmerking worden genomen. Het stelsel van heffing over inkomsten hinkt in Nederland dus op twee gedachten.
Als fiscalist en liberaal ondersteun ik de stelling dat de overheid het ongerechtvaardigde verschil tussen alleenverdiener- en tweeverdienersgezinnen moet opheffen om partners een vrije keuze te laten hoe zij werk en andere taken verdelen. Ik geloof niets van alle berekeningen van het CPB, waaruit precies zou volgen dat een verhoging of verlaging van een bepaalde heffingskorting leidt tot bij voorbeeld 30.000 meer of minder banen. Banen worden gecreëerd in de economie en niet door een hoge of lage IB-heffing. Ook de aanname van het kabinet dat bij lagere heffing op arbeid partners andere keuzes maken, betwijfel ik sterk. Tegenwoordig kiest men zelf, al naar gelang van de eigen opleiding, behoefte of voorkeur. Bovendien kan niet iedereen volop werken door gezinsomstandigheden, mantelzorgverplichtingen of andere noodzakelijke keuzes.
Ik lees overigens ook steeds vaker dat veel vrouwen meer verdienen dan hun mannelijke partner. In Duitsland heeft het Bundesverfassungsgericht al in 1958 een streep gezet door deze te grote ongelijke behandeling. De rechter in dat land is streng op het gelijkheidsbeginsel en gebruikt geen termen als ‘niet van elke redelijke grond ontbloot.' Sindsdien geldt bij onze buren een optioneel splitsingsstelsel. Zo'n stelsel laat partners de vrijheid zelf hun keuzes te maken. Mooier kan het niet.
Wil het kabinet het meer gaan werken stimuleren, dan is de koninklijke weg daarvoor het verhogen van de arbeidskorting. Een eenvoudig middel, te meer omdat – anders dan bij de zelfstandigenaftrek en het begrip ‘onderneming' – het begrip ‘inkomen uit (tegenwoordige) arbeid' in de praktijk geen moeilijkheden oplevert.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Inkomstenbelasting