Peter Hoogstraten krijgt visite van vrienden. Die vragen aan hem waarom de VAR is afgeschaft.

Afgelopen week hadden wij vrienden op bezoek die bleven eten. Voor de liefhebbers: asperges en aardbeien, het kon nog net. Die vrienden werken beiden in de reclamewereld, toch wel iets heel anders dan de loonheffingenpraktijk. Die heeft de afgelopen jaren vooral in het teken gestaan van de werkkostenregeling. ‘Daar zal je het nu minder druk mee hebben, iedereen weet wel hoe die werkt', merkte hij op. ‘En is het nu dan wat rustiger geworden', vulde zij aan. Toen kregen we het over het verdwijnen van de VAR, oftewel de Wet DBA. Hoe leg je dat aan je vrienden uit?
 
De VAR was bijzonder handig. Als die aangaf dat je ondernemer of directeur-grootaandeelhouder was, hoefde je opdrachtgever geen loonheffingen in te houden en af te dragen. Ook niet als achteraf bleek dat toch sprake was van een dienstbetrekking. Het aantal VAR-bezitters nam toe, de vraag rees of die wel echt ondernemer of dga waren en de handhaving door de Belastingdienst werd een probleem. En daarom is de VAR afgeschaft. Maar eigenlijk verandert er niet zoveel. Alles wat ten tijde van de VAR mocht, mag onder de Wet DBA ook. En alles wat onder de Wet DBA niet kan, kon onder de VAR ook al niet. Dat komt, omdat de begrippen 'dienstbetrekking' en 'ondernemerschap' niet wijzigen. Met het vervallen van de VAR beoordeelt de opdrachtgever of iemand bij hem in dienstbetrekking is en daarmee is deze verantwoordelijk voor het al dan niet inhouden en afdragen van loonheffingen.
 
‘Maar wanneer ben je dan in dienstbetrekking', vroeg zij. Na mijn uitleg antwoordde ze ‘dat je dan toch wel weet wanneer iemand wel of niet in dienstbetrekking is'. Een bijzondere opmerking uit de mond van een reclamevrouw. Vooral ook omdat ik mij een vergelijkbare opmerking herinner uit ‘De dienstbetrekking in drievoud', het proefschrift van Dominique van der Wiel-Rammeloo. ‘Als er dan niet zoveel verandert, waarom dan toch de wet wijzigen', vroeg mijn vriend. Nou ja, de geluiden over schijnzelfstandigheid staken steeds weer de kop op. Het zou weleens om 2% of
misschien wel om 20% kunnen gaan. Als je het gemiddelde van die twee percentages loslaat op ongeveer 500.000 mensen die een VAR bezaten, gaat het toch om 55.000 mogelijke gevallen van schijnzelfstandigheid.
 
En nu zijn er geluiden in de media dat opdrachtgevers afhaken door het afschaffen van de VAR. Ook ZZP'ers maken zich zorgen, werk zou aan hun neus voorbijgaan. ‘Maar het werk verdwijnt toch niet zomaar', merkte mijn vrouw op. Ik kan mij ook niet voorstellen dat het werk verdwijnt, mogelijk dat gedragseffecten zorgen voor een andere verdeling van dat werk over zelfstandigen en werknemers. In elk geval lijkt het mij logisch dat, als de cijfers kloppen, die 55.000 schijnzelfstandigen niet onder dezelfde omstandigheden blijven doorwerken. Daarvoor is de Wet DBA toch bedoeld. Ik kan me voorstellen dat onder die groep en hun opdrachtgevers zorgen bestaan. De Wet DBA wijzigt voor echte zelfstandigen en hun opdrachtgevers weinig tot niets. Maar voorlopig is het niet rustiger.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Loonbelasting

37

Gerelateerde artikelen