Jaarlijks worden wij op initiatief van het kabinet en de Tweede Kamer overstelpt met nieuwe wetgeving. Mij bekruipt de laatste tijd het gevoel dat niet alle wetswijzigingen de praktijk dienen.
Wat bijvoorbeeld te denken van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting. Starters komen moeilijk aan een woning. De Tweede Kamer wenst maatregelen. Het resultaat is bekend. Sinds 1 januari 2021 zijn wij opgescheept met onmogelijke wetgeving ten aanzien van de overdrachtsbelasting. Want wie controleert of de koper daadwerkelijk in de woning woont en enige tijd is blijven wonen. En wat als de starter door onvoorziene omstandigheden zijn plan moet wijzigen en verhuist. Al in een pril stadium is dit initiatief door een onderzoeksbureau als zeer negatief beoordeeld. De Raad van State concludeerde dat het beter is dit wetsvoorstel niet in te dienen. Zelfs de memorie van toelichting laat in feite geen spaan heel van het wetsvoorstel. De starter is er niet bij gebaat, de prijzen van woningen zullen eerder stijgen dan dalen en als beleggers woningen kopen, zal de hogere overdrachtsbelasting in de huurprijs worden verdisconteerd. Toch heeft ons parlement het wetsvoorstel voetstoots aangenomen.
Een ander voorbeeld is de vermogensrendementsheffing van box 3. Volgens de staatssecretaris is het vooral in de uitvoering lastig om de heffing te laten aansluiten bij de werkelijk gerealiseerde rendementen. In een tijd van big data klinkt dat niet overtuigend. Nu zijn we opgescheept met een wijziging die de problemen eerder vergroot dan verkleint. Welk probleem? Voor de inkomstenbelasting is het heffingsvrije vermogen € 50.000. Maar voor de inkomensafhankelijke regelingen - inderdaad de toeslagen - blijft de oude heffingvrije voet gelden. De Belastingdienst ziet vier risico’s op dit punt, maar acht een en ander wel uitvoerbaar. Over toeslagen en de Belastingdienst zeg ik maar niets. De schijnwinst is dat circa 870.000 mensen niet meer worden geconfronteerd met heffing over hun vermogen. En circa 1.670.000 mensen zullen minder kwijt zijn. Maar wat is nu het voordeel? Een klein rekenvoorbeeld voor een belastingplichtige zonder partner. U ziet het: de verschillen zijn enorm.
vermogen | 2021 | 2020 | verschil |
€ 40.000 | € 0 | € 48 | € 48 |
€ 100.000 | € 293 | € 371 | € 78 |
€ 150.000 | € 991 | € 972 | € 19 |
Een laatste voorbeeld van overbodige wetgevingsijver betreft de belastingvrije bedragen voor schenkingen. In 2020 was het belastingvrije bedrag € 2208 voor een schenking aan derden. Bij de gebruikelijke jaarlijkse indexering zou dit bedrag in 2021 € 2244 zijn. Op initiatief van de Tweede Kamer is dit bedrag voor het jaar 2021 met extra € 1000 verhoogd. Want dat kan een enorme hulp zijn voor kleine ondernemers die het door Covid-19 zo zwaar hebben. Huh? Ja, elke € 1000 extra is mooi meegenomen, maar ik denk niet dat een ondernemer daarmee juichend vaststelt dat hij of zij uit de brand is. Bovendien, als een ondernemer dit bedrag ontvangt, valt het toch in zijn resultaat? Oh ja, dat is negatief, zodat dit weer meevalt.
U bespeurt mogelijk enig cynisme. Laat ik daarom positief eindigen. Stop met wetgeving voor de bühne en laten we ons richten op wetgeving met een visie en dan liefst eentje die langer is dan één kabinetsperiode. En dat de wetgever belastingadviseurs en andere deskundigen serieus neemt in hun commentaar, zodat er wetgeving met een breed draagvlak ontstaat.