Marco Gomes Vale Viga vraagt zich na bestudering van het Baštová-arrest en de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland van 9 juni 2017 af wat waar is van de stelling dat ‘no cure no pay' zonder btw kan.
No cure no pay zonder btw? Dat is al maanden de vraag. De ene helft van de btw'ers verkneukelt zich nu al over een terechtwijzing door de rechterlijke macht dat succesfees écht niet buiten de btw blijven. De andere helft gelooft heilig in de rimpelingen die HvJ EU 10 november 2016, nr. C-432/15 (Pavlína Baštová ), V-N 2016/67.17 in de btw-vijver teweegbrengt. Zie WFR 2017/44 en WFR 2017/97. Overigens mooi om te zien dat deze discussie verbroedert. In beide kampen trekken btw-adviseurs en heffers van de Belastingdienst samen op.
Toegegeven, het Hof van Justitie EU schrijft in r.o. 37 van het Baštová-arrest ietwat cryptisch op dat een toevalligheid een rechtstreeks verband tussen prestatie (dienst) en tegenprestatie (vergoeding) uitsluit. Laat nou net dat rechtstreekse verband het verschil maken om te kwalificeren als een ‘‘handeling onder bezwarende titel'' die btw-belast is (tenzij vrijgesteld). De ter discussie staande rechtsoverweging is echter géén antwoord op de gestelde prejudiciële vraag en komt daarom niet terug in het dictum. Beter dan in de Nederlandse versie blijkt uit de Engelse vertaling dat het Hof van Justitie EU in deze zaak continue wikt en weegt: ‘‘35 (. . . ) it must first be noted that, in principle, (...)36 Secondly, (. . . ) 37 In such a case, on one hand, (. . . ) 38 The opposite approach, on the other hand ...)39 Thirdly, however, (. . . ).'' Die afwegingen, wat daar ook van zij, leiden uiteindelijk tot een beslissing die in het dictum belandt.
In het Baštová-arrest is het dictum vrij duidelijk. Daarin staat in het eerste deel onder 1. (net als in r.o. 40) ‘‘dat de terbeschikkingstelling van een paard door zijn in de belasting over de toegevoegde waarde belastingplichtige eigenaar aan de organisator van een paardenwedren met het oog op deelname van dat paard aan die wedren, geen dienst onder bezwarende titel is in de zin van die bepaling, wanneer die terbeschikkingstelling niet ertoe leidt dat deelnamegeld of een andere directe vergoeding wordt betaald en wanneer enkel de eigenaars van een paard met een goede rangschikking bij aankomst in de wedren prijzengeld ontvangen, ook al is dat op voorhand bepaald (...).'' Formuleer ik de onderstreepte woorden positief, dan vermoed ik dat geen enkele btw'er vreemd opkijkt. Immers, leidt een prestatie tot een (directe) vergoeding, dan is wel sprake van een btw-belaste dienst. Ook bij succesfees.
Het woord is aan de rechter. Rechtbank Noord-Holland heeft de primeur met zijn uitspraak van 9 juni 2017, AWB 15/2895, V-N Vandaag 2017/1413. In de zaak die vier jaar voor ‘Baštová' speelde (lang leve de ex tunc-werking) ging het over een performancefee die hoe dan ook werd uitbetaald. Alleen de hoogte was onzeker. Dat het beroep op het Baštová-arrest volgens de rechtbank geen doel treft, is te herleiden naar het tweede deel van het dictum onder 1.: ‘‘Een dergelijke terbeschikkingstelling van een paard vormt echter wel een dienst onder bezwarende titel wanneer de organisator een vergoeding uitbetaalt onafhankelijk van de rangschikking van het betrokken paard bij aankomst in de wedren.'' Eén ding is zeker: de teerling is geworpen.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Omzetbelasting