Met grote regelmaat wordt het streven uitgesproken om het belastingstelsel te vereenvoudigen. Zie bijvoorbeeld het op 23 januari 2024, gehouden seminar1 met medewerking van de Algemene Rekenkamer, het Centraal Planbureau en het Ministerie van Financiën. 

Vereenvoudigen is echter moeilijk. We zijn met zijn allen beter in het willen oppakken van bijzonderheden, nuances en uitzonderingen dan dat we kernachtige regels accepteren. Desalniettemin, of juist daarom, verdient het steunen van vereenvoudiging op elk moment support.

Zo speelt op internationaal niveau momenteel een initiatief dat nadrukkelijk is gericht op versimpelen. Onderdeel van de pijlervoorstellen van vooral de OESO is namelijk ‘pijler 1 – Amount B’. Amount B sneeuwt enigszins onder naast de inmiddels in Nederland tot stand gebrachte Wet minimumbelasting 2024 (pijler 2). Ook het andere onderdeel van pijler 1, ‘Amount A’, trekt meer aandacht. Amount A beoogt meer winst en heffingsrechten van de allergrootste en meest winstgevende multinationals toe te delen aan landen met veel afnemers of gebruikers. Onderhandelingen daarover lopen nog.

Amount B daarentegen was op 19 februari 2024 ineens min of meer afgerond.2 Er komt extra tekst in de op verrekenprijsgebied toonaangevende ‘OECD Transfer Pricing Guidelines’. Amount B beoogt binnen een multinationale onderneming eenvoudiger een afgebakend bedrag aan winst toe te rekenen aan marketing- en verkoopactiviteiten. Met behulp van een matrix kan een percentage over de omzet vastgesteld worden, waarmee de aan voornoemde routineactiviteit toe te rekenen winst een gegeven is. Geredeneerd zou kunnen worden dat dit naast de tegemoetkoming voor ‘low value- adding intra- group services’, waar een opslag op de kosten van 5% is geaccepteerd (zie paragraaf 7.43 en volgenden van voornoemde richtlijnen), een tweede stap is tot versimpeling.

Een uiting van de OESO vormt geen afdwingbare regel. Daarom gaat het gepaard met een politiek ‘commitment’. Als een ‘low- capacity’-jurisdictie de Amount B winstbenadering toepast, zouden andere (‘meer ontwikkelde’) landen het daaruit voortvloeiende percentage moeten respecteren, indien tussen die landen een bilateraal verdrag bestaat. Dat zal tot een nieuw krachtenveld in gesprekken over individuele gevallen tussen belastingdiensten kunnen leiden. Overigens mag worden verondersteld dat de OESO extra wil heeft om ‘low- capacity’-jurisdicties tegemoet te komen nu ten aanzien van fiscaliteit door de Verenigde Naties meer initiatief wordt ontplooid (zie bijvoorbeeld de passage over ‘VN Belastingbeleid’ in Brief Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2023, 2023- 0000211060).

Dat brengt ons weer terug naar de eerste alinea. Het initiatief om pragmatisch meer vereenvoudiging aan te brengen voor marketing- en verkoop binnen een multinationale groep is mooi. De uitwerking wordt, kennelijk om met alle input inclusief consultatie rekening te houden, dan toch weer complex. Zo omvat het ongeveer 50 pagina’s tellende rapport een flink aantal afbakeningen, specificaties en aanvullende testen. Daardoor ontstaat bij de lezer enige verrassing om telkens de formulering ‘simplified and streamlined approach’ te lezen. Het illustreert treffend hoe moeilijk ‘vereenvoudigen’ is.

 

1. https://www.rekenkamer.nl/actueel/nieuws/2024/01/16/seminar-naar-een-eenvoudiger-belastingstelsel-met-minder-uitzonderingen
2. https://www.oecd.org/tax/beps/release-of-report-on-amount-b-relating-to-the-simplification-of-transfer-pricing-rules-and-conforming-changes-to-the-commentary-of-the-oecd-model-tax-convention.htm

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Internationaal belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Focus: Focus

1065

Gerelateerde artikelen