De Commissie Van Slooten kwam in 1992 met het voorstel de oplegging van boeten op te dragen aan een boete-inspecteur. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wijziging administratieve boeten en fiscaal strafrecht (nr. 23470) stelden de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Justitie zich vierkant achter het voorstel op. De specifieke verantwoordelijkheid van de boete-inspecteur voor het bepalen van de hoogte van de boete bewerkstelligt, aldus de bewindslieden, dat partijen in een gelijkwaardiger positie ten opzichte van elkaar staan. De boeteinspecteur kan in de bestuurlijke fase als het ware de functie van onafhankelijke derde vervullen. Hij is enigszins te vergelijken met de belastingrechter in de beroepsfase.
Het voorstel stuitte in de Eerste Kamer echter op veel weerstand. De tegenstanders maakten, in de woorden van staatssecretaris Vermeend, van de boete-inspecteur ‘‘een soort van griezelbeer‘‘. Het beeld won het van de werkelijkheid en de boete-inspecteur verdween door de zijdeur.
In 2006 dienden de Tweede Kamerleden Dezentjé Hamming (VVD) en Crone (PvdA) een initiatiefwetsvoorstel in om de rechtsbescherming van belastingplichtigen te verbeteren. Het initiatiefvoorstel voorzag in de mogelijkheid van bezwaar en beroep op het terrein van de verplichtingen ten dienste van de belastingheffing (art. 47 en 56 AWR). De noodzaak om de rechtsbescherming op dit terrein te verbeteren was (en is) een rechtstreeks gevolg van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Om het openbreken van dit stelsel te voorkomen, riep Financiën een spookbeeld op: tsunami's van bezwaren en beroepen zouden in een open stelsel de Belastingdienst en de belastingrechter overspoelen. Enige onderbouwing van dit beeld is nimmer gegeven. Dat neemt niet weg dat de framing van het open stelsel als rampzalig en onbeheersbaar uiterst effectief was. Het open stelsel is verder weg dan ooit. Van het initiatiefwetsvoorstel is trouwens ook maar weinig overgebleven.
Twee gemiste kansen voor de rechtsbescherming. Griezelbeer en spookbeeld laten zien hoe moeilijk het is om de machtsverhouding tussen fiscus en contribuabelen evenwichtiger te maken en de lacunes in de fiscale rechtsbescherming te dichten. Dat verontrust mij. Zeker nu in de laatste 20 jaar het accent in de fiscale rechtstoepassing voluit op de versterking van de positie van de fiscus is gelegd: meer en hogere boeten, meer en ingrijpender informatievergaringsbevoegdheden, vergroting van de navorderingsbevoegdheid enzovoorts. Tegen die, op zich begrijpelijke, ontwikkelingen moet een verbetering van de rechtspositie van de contribuabelen staan.
Ik roep de beleidsmakers en regelgevers op om de fiscale rechtsbescherming op Deltahoogte te brengen.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Bronbelasting